
Lees hier de scriptie 'Oneigenlijk gebruik van de Wob. Naar een antimisbruikbepaling in de Awb?' van mr. A.S. (Sebastiaan) Hamans (afstudeerrichting: Rechtsgeleerdheid, accent Staats- en Bestuursrecht (Tilburg University), begeleider: prof. mr. dr. B.W.N. de Waard (Tweede beoordelaar: prof. mr. P.J.J. Zoontjens), beoordeling: 9).
De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is een belangrijk middel om de transparantie van de
Nederlandse overheid te waarborgen. De laatste jaren is steeds meer aandacht gekomen voor
oneigenlijk gebruik van de mogelijkheid om op grond van deze wet informatie op te vragen bij
bestuursorganen.
Door zeer omvangrijke en/of verdekte verzoeken in te dienen, is het bijvoorbeeld mogelijk om
geldbedragen op te strijken bestaande uit dwangsommen wegens niet tijdig beslissen (art. 4:17 e.v. Awb) en proceskostenveroordelingen. Daarnaast is het mogelijk om bestuursorganen te frustreren door het insturen van grote aantallen verzoeken. Dit oneigenlijk gebruik staat haaks op het doel van de Wob: de goede en democratische bestuursvoering.
Hoe kan oneigenlijk gebruik van de Wob worden weggenomen zonder te tornen aan de toegang tot overheidsinformatie? In deze scriptie wordt onder meer de recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) besproken, waarin de civielrechtelijke doctrine van misbruik van recht wordt toegepast. Hieraan zitten volgens de auteur enkele haken en ogen.
De conclusie is dat de wetgever een antimisbruikbepaling zou moeten opnemen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het huidige stelsel van deze wet niet toelaat dat verzoekers vanwege misbruik van recht buiten de deur worden gehouden.