Kinderopvangtoeslagaffaire & bijstand

Hoe ga je als bijstandsconsulent om met de schadevergoedingen van de kinderopvangtoeslagaffaire? De kwestie van de kinderopvangtoeslagaffaire blijft vragen meebrengen. Er lijkt veel 'opgelost' te zijn. Gedupeerden hebben een schadevergoeding ontvangen.1 Schulden worden kwijtgescholden. Maar hoe zit het met de schadevergoeding in relatie tot de bijstand?

Vrijlaten schadevergoeding

De ontvangen tegemoetkomingen van de Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag hebben geen invloed op de bijstand. Deze mogen worden vrijgelaten. Dit volgt uit via artikel 31 lid 2 onderdeel l Participatiewet en artikel 7 onderdeel p Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ (de Regeling). Het maakt daarbij niet uit of de compensatie € 30.000,- of meer is en ook niet of de gedupeerde eigenlijk minder dan € 30.000,- schade hebben geleden.

Simpel dus zou je denken, geen invloed, geen probleem. Toch zijn er nog een hoop – spoiler alert: onbeantwoorde - vragen.

Besteden schadevergoeding

Een van de vragen die is hoe moet worden omgegaan met het besteden van de schadevergoeding. Bijvoorbeeld als er een auto van wordt gekocht. Er ontstaat in deze gevallen een verschil tussen personen mét een bijstandsuitkering en personen die op een later moment bijstand aanvragen.

Personen met bijstand

Als de schadevergoeding wordt besteed, verschuift het vermogen. Als dat tijdens de bijstand gebeurt, levert dat in principe geen problemen op. Er is alleen een transitie van geld. Alleen de vorm van het middel verandert. Er wordt iets gekocht van vermogen dat al is meegenomen bij vaststellen van het recht op bijstand. Weliswaar is alleen de schadevergoeding expliciet vrijgelaten en de aangeschafte zaak niet (per se). Maar het zou onredelijk zijn als door besteding van het al vrijgelaten geld, het vermogen stijgt met de waarde van de gekochte zaak. Het vrijlaten van de schadevergoeding mist dan alsnog zijn doel. Door het te zien als een verschuiving van het vermogen los je dit ‘probleem’ op. Er is dan geen vermogenstoename en dus zijn er geen gevolgen voor de bijstand.

Personen die na ontvangst bijstand aanvragen

Als de schadevergoeding al is besteed voordat bijstand wordt aangevraagd, ligt het ingewikkelder. De hiervoor genoemde verschuiving van vermogen zonder gevolgen voor de bijstand gaat dan niet op. Dit komt omdat de schadevergoeding niet tijdens de bijstandsverlening is uitbetaald en op dat moment voor de bijstandsverlening niet is vrijgelaten. Het vermogen wordt pas bij de aanvraag beoordeeld. Op dat moment is de schadevergoeding er niet meer, omdat er een goed van is gekocht.

De wetgever zegt dat met de wijziging van artikel 7 is geregeld dat deze betalingen bij de beoordeling van het recht op (voortzetting van) de bijstand, ook niet tot de middelen worden gerekend. Formeel is alleen de schadevergoeding vrijgelaten. Is het redelijk om de vrijlatingsregeling in gevallen waarin (een deel van) de schadevergoeding is besteed, de vrijlating ook daarop toe te passen?

Naar mijn mening is dit redelijk. En kan de vrijlatingsregeling dus ruim worden gelezen en daardoor ook de bestedingen worden vrijgelaten. Juridisch gezien gaat het om een vrij te besteden vergoeding. Een vergoeding wordt natuurlijk niet toegekend om hem niet te besteden. Gemeenten kunnen de vrijlating daarom oprekken en producten die aantoonbaar zijn gekocht van de vergoeding vrijlaten.

Tegen deze oplossing valt wel in te brengen dat de wetgever het niet zo heeft bedacht. De wetgever heeft alleen gedacht aan het vrijlaten van de schadevergoeding op zichzelf. Maar als iemand na ontvangst van de schadevergoeding bijstand aanvraagt, zou het tegen de bedoeling van de vrijlating zijn om als de schadevergoeding is besteed, de gekochte goederen wel in aanmerking te nemen als vermogen. Ook is zo iemand dan nadeliger af dan een persoon in de situatie die al tijdens de ontvangst van de schadevergoeding of tijdens de besteding ervan in de bijstand zit. Daar is - zoals hierboven besproken - alleen maar sprake van vermogensverschuiving.

Meerdere bijstandsperioden

Een andere situatie die kan bestaan is dat een persoon tijdelijk uit de bijstand gaat, maar weer terugkomt. Bij een onderbreking van meer dan dertig dagen ontstaat er een nieuwe bijstandsperiode en dus een nieuw te beoordelen recht op bijstand. Het vermogen moet dan opnieuw worden vastgesteld. De hele problematiek die hierboven staat beschreven, speelt zich opnieuw af en is mogelijk door tijdsverloop nog ingewikkelder geworden.

(Door)verkoop

Wat als bijvoorbeeld de aangeschafte auto weer wordt verkocht of ingeruild voor een nieuwe? Een auto zal in waarde dalen, heeft dat nog invloed? Een waardedaling is nooit van invloed op de bijstand, verkoop of inruilen in principe wel. Voor deze gevallen heeft de Centrale Raad van Beroep het ‘vervangingsvermoeden’ geïntroduceerd. Uitgangspunt is dat de opbrengst niet kan worden gebruikt om van te leven, omdat de auto moet worden vervangen. Dit betekent dat ook de opbrengst van (door)verkoop niet wordt gezien als vermogen.2 Het college kan het vervangingsvermoeden wel weer leggen. Dan moet zij wel aantonen en onderzoeken wat er is gebeurd met de verkoopopbrengst.

Conclusie over het vrijlaten van bestedingen

Het vrijlaten van bestedingen is dus een mogelijkheid, maar daar komt een volgend probleem bij kijken: de herleidbaarheid. De bestedingen moeten namelijk wel écht zijn gekocht met de vergoeding.

Herleidbaarheid & vermenging met overig vermogen

Om de vrijlating toe te passen, moet herleidbaar zijn dat een goed is gekocht met het geld van de schadevergoeding. Daarom is het belangrijk dat hiervan een goede administratie wordt bijgehouden. Ergens wringt dit met de vrije besteding. Het is namelijk ook niet 100% duidelijk of de inlichtingenplicht van toepassing is. In ieder geval zeker niet voorafgaande aan de bijstand. Hierover later meer.

Vermenging

Stel er wordt geen aankoop gedaan, maar de schadevergoeding blijft op de lopende rekening staan. Er is dan sprake van vermenging met ander vermogen, het banksaldo. Kun je deze dan (oneindig) vrijlaten? Al het geld ligt op één hoop. Er kan niet worden aangetoond wat met de schadevergoeding is gekocht en wat niet. Men kan daarom ‘blijven’ beargumenteren dat eerst het eigen geld wordt gebruikt. Dit omdat die kosten er ook zouden zijn als geen schadevergoeding is ontvangen. Denk aan boodschappen en vaste laten. De vrijstelling geldt dan langer.

De gemeente kan daar tegenin brengen door te beargumenteren dat reguliere betalingen niet met de schadevergoeding worden betaald. Denk aan de vaste lasten zoals huur, gas/water/licht en boodschappen. Deze kosten zouden er ook zijn geweest als de schadevergoeding niet was ontvangen. Bij aparte zaken of aflossen van schulden is het aannemelijk dat dit gebeurt met de schadevergoeding. Zonder de schadevergoeding zouden deze betalingen waarschijnlijk niet mogelijk zijn geweest.

Eerder beroep op bijstand

Nog ingewikkelder is de situatie dat veel geldt is uitgegeven en daarmee mogelijk eerder een beroep op bijstand wordt gedaan. Stel iemand heeft op ‘luxe voet’ geleefd en is veel op vakantie gegaan. Heeft hij dan zijn eigen geld te snel opgemaakt? Zo ja, dan is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Een maatregel kan dan op zijn plaats zijn. Maar is dit betaald met de schadevergoeding? In dat geval is er geen tekortschietend besef. De schadevergoeding is vrij te besteden en heeft geen invloed op de bijstand. Opnieuw blijkt dat het belangrijk is te weten waar het geld van de besteding vandaan komt.

Woning

En wat als iemand een huis koopt of heeft gekocht? Hiervoor geldt een aparte vermogensvrijlating op grond van artikel 34 lid 2 onderdeel d Participatiewet. Mogelijk kan het in de woning gebonden vermogen worden verminderd met het deel dat is betaald door de schadevergoeding. Maar ook hier kan vermenging plaatsvinden. Is bijvoorbeeld kostenkoper betaald met de schadevergoeding of met het eigen geld?

Herleidbaarheid bij ontvangst voor bijstandsaanvraag

Bij een nieuwe aanvraag moet het vermogen opnieuw worden vastgesteld. Er moet dus ook worden vastgesteld wat het nog overgebleven bedrag van de schadevergoeding is. Denk aan het interen en uitgeven van de vergoeding. Maar hoe kunnen nieuwe aanvragers bewijzen dat er een bepaald bedrag toegerekend moet worden aan de schadevergoeding? Zij zijn er namelijk nooit op gewezen dat zij hierop alert moeten zijn.

Inlichtingenplicht?

Over de vraag of de inlichtingenplicht van artikel 17 lid 1 Participatiewet van toepassing is, kan verschillend worden gedacht. Voor de ontvangst van de schadevergoeding op zichzelf bestaat deze sowieso. Er moeten namelijk eerst inlichtingen worden gegeven voordat er een oordeel kan worden gemaakt of het geldbedrag kan worden vrijgelaten. Het probleem zit hem in de vraag of de plicht geldt als de vergoeding wordt besteed. Ook hier ontstaat een verschil tussen personen die al in de bijstand zitten en personen die er op een later moment een beroep op doen.

Personen met bijstand

Stel er wordt geoordeeld dat de vergoeding wordt vrijgelaten. Formeel geldt er dan geen inlichtingenplicht. Er is namelijk een vrij te laten en vrij te besteden bedrag dat geen invloed heeft op de bijstand. Maar met het oog op rechtmatigheidsonderzoeken in de toekomst kan het wel handig zijn om belanghebbenden toch te vragen om aankopen te melden en/of hiervan een administratie bij te houden. Anders zullen zij mogelijk problemen ervaren in de toekomst met het aantonen van welk bedrag zij bijvoorbeeld de auto hebben aangeschaft. De herleidbaarheid is anders lastig vast te stellen.

Personen die na ontvangst bijstand aanvragen

Wat nu als er een nieuw aanvraag is? De inlichtingenplicht kan nooit van toepassing zijn, want deze is gekoppeld aan de bijstand en die wordt niet ontvangen over de periode voorafgaand aan de aanvraag. Behalve dan dat wel inzichtelijk moet worden gemaakt hoe in het levensonderhoud is voorzien in de periode voorafgaand aan de aanvraag. Als men geen inlichtingen/bewijs heeft over het besteden, kan het gevolg zijn dus dat er niks kan worden vrijgelaten. Het is dan onduidelijk of een besteding te herleiden is naar de schadevergoeding.

Oneindige vrijlating?

In principe zit er geen einddatum van de vrijlating van de vergoeding. Maar ook hier zit een knelpunt met de herleidbaarheid van de schadevergoeding en de besteding ervan. De besteding moet namelijk nog te herleiden zijn aan de schadevergoeding. Hoe zit dit als dit over 10 jaar pas het geval is?

Er valt iets voor te zeggen om, hoe meer jaren er tussen de ontvangst van de vergoeding en de instroom zit, hoe minder coulant om te gaan met de vrijlating. Gedachte hierachter is dat normaalgesproken bij andere schadevergoedingen ook wordt ingeteerd en goederen na verloop van tijd ook hun waarde verliezen. Daarbij komt dat het zo blijft dat formeel alleen het ontvangen van de vrijlating in de bijstand wettelijk is geregeld en niet: het besteden, verder leven en interen en dan (opeens) een beroep op bijstand doen.

Wat nu?

Er is geen algemene richtlijn te geven. Elke zaak moet individueel worden bekeken. Helaas zijn er dus nog een hoop onbeantwoorde vragen waarvoor duidelijke oplossingen ontbreken. Voor juristen interessant! Maar bij de uitvoering van heronderzoeken en nieuwe aanvragen zal dit voor de nodige problemen zorgen. In het bijzonder bij het vaststellen van het vermogen. Mijn advies op dit moment is om gedupeerden die bekend zijn bij de gemeente goed te informeren over de mogelijke gevolgen van het niet herleidbaar zijn van de schadevergoeding voor (een beroep op) de bijstand. Voor de verdere beoordeling is geen algemene lijn te trekken. Er zal per geval goed moeten worden uitgezocht wat wel en niet meetelt voor het vermogen.

Samenvatting

  • De schadevergoeding is vrij te laten artikel 31 lid 2 onderdeel l Participatiewet en artikel 7 onderdeel p Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ.
  • De vrijlating ziet formeel alleen op de schadevergoeding zelf en heeft geen einddatum.
  • Besteding aan spullen: ook vrijlaten, maar alleen als deze aantoonbaar te herleiden zijn tot de schadevergoeding. Het is een vrij te besteden vergoeding. Er is een transitie van geld geen vermogenstoename.
  • Herleiden: er geldt geen in principe inlichtingenplicht voor de bestedingen, want geen gevolgen voor recht op bijstand. Wel advies om belanghebbenden te vragen aankopen te melden/administratie bij te houden om problemen met de herleidbaarheid te voorkomen bij heronderzoeken of nieuwe aanvragen.

Afbeelding: Pexels

Noten:

1 Overigens vindt een deel van de hersteloperatie plaats binnen het reguliere regime van tegemoetkomingen in de zin van de Awir. Globaal kan binnen dat regime tot 5 jaar geleden zaken worden hersteld. Denk aan het opnieuw vaststellen van het recht op kinderopvangtoeslag. De betaling die daaruit volgt is vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 Participatiewet. Zie ook Staatscourant 2020, 59645. In deze bijdrage concentreer ik me alleen op de uitgekeerde schadevergoedingen.

2 CRvB 4 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1942

Over de auteur(s)
Juul Jeurissen
Vakredacteur Schulinck Participatiewet