Irma en het strafrecht

Orkaan Irma is nog niet goed en wel op Sint Maarten uitgeraasd, of de Minister van Veiligheid en Justitie, Stef Blok, slaat krachtige en stoere taal uit. In de Rijksministerraad en daarbuiten verklaarde hij ferm dat de openbare orde is hersteld en dat de gevangenis functioneert.

Tegen plunderaars, die de eerste dagen na de orkaan vrij spel hadden, wordt nu hard opgetreden, aldus de ‘law and order’-nastrevende minister. Het is wellicht voor rechtsstaatliefhebbers een zeer geruststellende gedachte dat bij natuurrampen de gevangenis goed blijft functioneren. Want als dat niet het geval zou zijn, zouden de van huis en haard beroofde bewoners buiten de gevangenis opnieuw beroofd worden. En het is voor dezelfde rechtsstaatliefhebber minstens zo geruststellend te weten dat tegen plunderaars nu hard wordt opgetreden. De vraag rijst evenwel of dat ook zo is.

Volgens de strafwet op Sint Maarten kan aan iemand die zich aan zogeheten gekwalificeerde diefstal heeft schuldig gemaakt een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Eenvoudige diefstal kan met een gevangenisstraf van maximaal vier jaren bestraft worden. Gekwalificeerd heten die strafbare feiten, die wegens de bijzondere omstandigheden waaronder zij worden begaan of wegens de gevolgen van die feiten met zwaardere straffen worden bedreigd door de grondvormen waarbij zij zich aansluiten. Betwijfeld kan worden of diefstal tijdens of kort na orkaan Irma wel onder de zwaardere strafbepaling van gekwalificeerde diefstal valt. Want de wetgever heeft bepaald dat dit, voor zover hier van belang, diefstal bij gelegenheid van brand, ontploffing, ontruiming op last van het bevoegd gezag, watersnood, schipbreuk, stranding, oproer, muiterij of oorlogsnood betreft. Orkaangeweld ontbreekt in deze opsomming.

De Nederlandse wetgever die een identieke bepaling over diefstal heeft gecreëerd die kritiekloos door de Antilliaanse wetgever is overgenomen, heeft overigens wel gediscussieerd over een gekwalificeerde diefstal in de vorm van ‘diefstal bij gelegenheid van openbare rampen’.

Uiteindelijk vond de wetgever de algemene uitdrukking ‘openbare rampen’ niet alleen te onbepaald, maar ook voor sommige gevallen ontoereikend. Als voorbeeld wordt aangehaald een binnenbrand die door huisgenoten is geblust. In dat geval is de ramp immers niet openbaar. Rechtspraak voor gevallen van diefstal ten tijde van watersnood ontbreekt. Het is duidelijk dat de in de wet genoemde gevallen sterk verouderd zijn. Vliegtuigongevallen, autobusrampen én orkanen ontbreken. Voor Sint Maarten is deze lacune in de wet opmerkelijk, aangezien men op dit eiland vertrouwd is met het ‘hurricane season’ dat jaarlijks van 1 juni tot 1 november duurt.

Kortom, het ziet er naar uit dat de harde aanpak waarover minister Blok het heeft, schijn is. Een Sint Maartense plunderaar kan maximaal vier jaren gevangenisstraf krijgen. Er is slechts één uitzondering die strafverzwarend kan werken en tot een maximum gevangenisstraf van zes jaren kan leiden. Deze uitzondering ligt in de toepassing van de regeling van de meerdaadse samenloop. Daarvan is sprake als de plunderaar twee of meer voorwerpen bij twee of meer verschillende bedrijven steelt. Bij een enigszins bedreven plunderaar die bepakt en bezakt huiswaarts keert is dat al gauw het geval. Of de rechter uiteindelijk de maximumstraf oplegt is echter zeer de vraag. Dat komt namelijk hoogst zelden voor en zoals al is gesignaleerd ontbreekt rampenstrafrechtspraak op dit punt.

Daar komt tot slot nog bij dat het afhankelijk van de aard van het geplunderde voorwerp zeer twijfelachtig is of de rechter op Sint Maarten, wiens Court House overigens nagenoeg in de kolkende Caraïbische zee en/of Atlantische Oceaan is weggespoeld, in het voorkomend geval zijn toevlucht tot een maximum gevangenisstraf zal zoeken. Denkbaar is immers dat een plunderaar van voedingswaar uit een supermarkt aanmerkelijk milder zal worden bejegend, dan de plunderaar van audio-visuele apparatuur. Mogelijk is zelfs dat de plunderaar van voedingswaar vanwege een beroep op overmacht of noodtoestand geheel vrijuit gaat. Het laatste woord hierover is bij lange na nog niet gezegd. Noodtoestand is namelijk een rechtvaardigingsgrond. Strafjuristen spreken dan ook over rechtvaardigende noodtoestand, omdat het op de kernvraag recht of onrecht beslissende invloed heeft. En dat had de minister toch moeten weten.

De slotsom is dat het strafrecht bij natuurrampen gauw tot gezichtsbedrog leidt.

 

Bron afbeelding: Antti Lipponen

Over de auteur(s)