
Handeldrijven was risicovol in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd, zeker over langere afstanden. Informatie was onvolledig, reizen verliep langzaam en gevaar lag altijd op de loer: een gewelddadige overval was een reëel risico voor een koopman of schipper. Ondanks dit alles werd er toch handelgedreven, over het geheel genomen zelfs steeds meer. De vraag is dan ook hoe dit kan.
Er zijn door onderzoekers al diverse verklaringen voorgesteld zoals bevolkingsgroei, technologische innovatie, maar ook de aanwezigheid van gunstige instituties – de geschreven en ongeschreven regels die samen een raamwerk vormen voor menselijke interactie. Hoe gunstiger instituties, hoe aantrekkelijker en winstgevender handel. De creatie en het in stand houden van instituties wordt traditioneel toegeschreven aan ofwel centrale autoriteiten, ofwel kooplieden zélf, ofwel steden. Handel wordt bovendien veelal benaderd als een aangelegenheid tussen koopman enerzijds, en plaats van bestemming anderzijds; de gezagsdragers en kooplieden aldaar. In dit onderzoek is juist nagegaan welke steun kooplieden en schippers uit Kampen, Utrecht en Zutphen tussen 1440 en 1560 in het buitenland kregen van hun thuisstad en vorst: hun thuisfront. Op basis van een diverse verzameling bronnen bleek dat kooplieden en schippers op diverse manieren steun van hun thuisfront ontvingen. Zo hielpen gezagsdragers hun onderdanen bij het verkrijgen van gunstige handelsprivileges in het buitenland. Eenmaal verworven voorrechten werden actief beschermd. Bij voorkeur gebeurde dit via diplomatie, maar zwaardere middelen zoals een evenredige tolheffing waren altijd een optie. Een rechtsgang behoorde ook tot de mogelijkheden, iets wat de onderzochte gezagsdragers goed afging. Ook rechtszaken die tegen de onderzochte gezagsdragers werden aangespannen, werden succesvol afgehandeld. Procederende autoriteiten maakten daarbij gebruik van hun netwerk en zochten nadrukkelijk naar manieren om een vonnis te voorkomen. Hiermee werd voorkomen dat onderdanen hinder ondervonden van nadelige vonnissen. Het thuisfront bekommerde zich ook om de staat van de transportinfrastructuur, essentieel om naar het buitenland te kunnen reizen. Land- en waterwegen werden onderhouden en verbeterd, net als navigatie op de ondiepe Zuiderzee. De veiligheid van onderdanen in den vreemde werd eveneens door het thuisfront gewaarborgd. Daarbij werden gewapende initiatieven van onderdanen ondersteund, alsook nieuwe veiligheidsmaatregelen georganiseerd. Verder waarschuwden autoriteiten hun onderdanen actief voor mogelijke gevaren. Tot slot werden er reisdocumenten verstrekt met als doel kapingen en arrestaties te voorkomen. Het thuisfront probeerde conflicten bewust te vermijden. Zo werd er bij het uitstippelen van beleid rekening gehouden met mogelijke gevolgen voor onderdanen in den vreemde. Verder werden klachten over de eigen onderdanen zo afgehandeld dat de kans op escalatie klein was. Werd er ondanks alles toch schade geleden door onderdanen, dan was het thuisfront wederom bereid om te helpen. Procederende onderdanen werden bijgestaan door de levering van gecertificeerd bewijsmateriaal. Onderdanen die niet wilden procederen ontvingen eveneens steun. Zo zette het thuisfront zich keer op keer in om schadevergoeding te verkrijgen. Dit gebeurde doorgaans via diplomatie, al werd er geregeld met represailles gedreigd.Kooplieden en schippers konden op ieder punt van hun onderneming rekenen op steun van hun thuisfront, waarbij hun thuisstad duidelijk een voortrekkersrol speelde. Risico’s werden zo verminderd en eventuele problemen zo goed mogelijk opgelost: het thuisfront sprong steeds weer bij. Al met al is het duidelijk dat ook de rol van het thuisfront in ogenschouw genomen moet worden om de organisatie van internationale handel in het verleden te begrijpen.
Wink verdedigde zijn proefschrift op 22 september 2025 aan de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Promotoren waren: prof. dr. Bart Lambert en prof. dr. Louis Sicking.
Jurriaan Wink
Het thuisfront springt bij. Stad, gewest en vorst op de bres voor kooplieden uit Kampen, Utrecht en Zutphen in den vreemde (ca. 1440-1560)
Het proefschrift is verkrijgbaar in de repository van de Vrije Universiteit Amsterdam.