Het strafrecht kan er niet altijd zijn voor psychiatrische patiënten

Psychiatrische patiënten komen voor de rechter en verlaten de rechtbank zonder dat zij de juiste hulp krijgen. Zij kunnen in beeld komen van justitie, er kunnen diagnoses worden gesteld en psychologische en psychiatrische rapportages opgemaakt, maar zij krijgen niet de juiste hulpverlening opgelegd omdat ze volgens de wet moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat ze volledig ontoerekeningsvatbaar zijn. De rechter moet zo’n persoon dan zonder enige hulp laten gaan. Op goed geluk, met alle risico’s van dien.

Hij kijkt glazig en wazig omhoog en tuurt naar de overgang van de muur naar het plafond. ‘Klopt het dat u meneer C.B. bent, in Amsterdam woont en bent geboren in 1969?’, vraagt de rechter hem. Verdachte kijkt haar niet aan. Hij staart onafgebroken, gebiologeerd door de muur en het plafond boven haar, en knikt alsof hij de vraag heeft begrepen. De rest van de zitting zal hij zich op zijn zwijgrecht beroepen.

Uit zijn strafblad valt af te leiden dat hij geen onbekende is van justitie en politie. Opvallend is het gegeven dat de door hem begane strafbare feiten allemaal in de afgelopen drie jaren zijn gepleegd. Ook vandaag staat hij terecht voor recent gepleegde feiten. De tenlastelegging telt tien feiten: het Openbaar Ministerie verwijt hem dat hij meerdere autospiegels vernielde, ruiten insloeg, een deur beschadigde, een scooter omtrapte en beschadigde, iemand mishandelde en beledigde, een persoon bedreigde en iemands telefoon vernielde.

Waar, wanneer en waarom is het mis gegaan met een man die tot drie jaar geleden nog geen enkele veroordeling op zijn strafblad had staan?

Deze vraag blijft onbeantwoord. Verdachte kampt sinds een aantal jaren met psychische problematiek: psychoses en wanen zijn hem niet vreemd. Hij hoort stemmen en hij raaskalt complete onzin. Andere mensen zouden gebruik maken van zijn lichaam, twee koningen beheersen zijn gedachten, hij ervaart aanvallen in zijn hoofd en zijn geest zou worden beheerst door de regering. Hij is ingebed in verschillende hulpverleningstrajecten. Sinds zijn laatste veroordeling, een deels voorwaardelijke straf, loopt hij in een proeftijd. Een van de daarbij opgelegde voorwaarden ziet op verplicht contact met de reclassering. Hij bezoekt een psychiater en slikt diverse medicijnen. Het gaat, hierdoor, relatief goed met hem. De proeftijd, en dus het contact met de reclassering, de psychiater en het slikken van medicijnen, is van tijdelijke aard. Wanneer de proeftijd voorbij is gelden er dus geen voorwaarden (meer) waaraan hij zich dient te houden en er is dan geen verplicht hulpverleningskader meer. Een uiterst onwenselijke situatie, zowel voor verdachte als voor de maatschappij.

Wat doet deze man in het strafrecht? Hij moet hulp hebben, krijgt die hulp ook en heeft die hulp ook de komende tijd zeer hard nodig. De rechtbank zag zich voor een lastig parket gesteld. Uiteraard niet wegens het niet-opleggen van een straf omdat hij volgens de psychiater volledig ontoerekeningsvatbaar is. Maar het niet-opleggen van een straf betekent ook dat de rechtbank verdachte niet kan verplichten mee te werken aan psychiatrische hulpverlening, door middel van (bijzondere) voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijke straf.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte schuldig is aan alle ten laste gelegde strafbare feiten. Uit het rapport van de psychiater volgt dat verdachte ten tijde van drie van de door hem gepleegde feiten kampte met een psychose. Daarom acht de rechtbank het aannemelijk dat dit ook het geval is geweest tijdens de overige feiten. De feiten lijken zeer veel op elkaar, zijn kort na elkaar gepleegd en de rechtbank stelt vast dat het om een zeer verwarde verdachte gaat. Zo blijkt immers uit zijn verhoren en uit recente rapportages. Genoeg reden om te concluderen dat de feiten wel strafbaar zijn, maar dat verdachte daarvoor niet strafbaar is. Verdachte wordt geheel ontoerekeningsvatbaar verklaard en ten aanzien van alle feiten ontslagen van alle rechtsvervolging. Geen straf dus.

Geen straf betekent, in het geval van een persoon met psychische problematiek die ontoerekeningsvatbaar is, ook geen hulp.

Wat kan in een dergelijk geval wel? De wet heeft voor deze situaties bepaald dat een maatregel opgelegd kan worden. De strafrechter kan kiezen uit opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar (artikel 37 Sr), tbs met voorwaarden en tbs met dwangverpleging (artikel 37a Sr). Het plaatsen van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (oplegging van de ISD-maatregel, artikel 38m Sr) is niet aan de orde omdat dat enkel kan gebeuren op vordering van het Openbaar Ministerie en het Openbaar Ministerie volgens haar eigen richtlijn geen oplegging van de ISD-maatregel vordert bij ontoerekeningsvatbaarheid. De tbs-maatregel met dwangverpleging is een ingrijpende maatregel bedoeld voor ernstige delicten en aan de oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden zit een aantal haken en ogen. Een denkbare voorwaarde zou kunnen zijn het zich door een psychiater (medicamenteus) laten behandelen. Op grond van de wet (artikel 38 lid 5 Sr) is hiervoor echter vereist dat de ter beschikking gestelde zelf bereid is tot naleving van de voorwaarde. Daarnaast start de tbs-maatregel met voorwaarden in de praktijk veelal in een kliniek en heeft de maatregel dus een intramurale aanvang, wat zeker niet altijd wenselijk of noodzakelijk is. Laatstgenoemde is eveneens de reden dat de optie tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet altijd tot de mogelijkheden behoort. Niet ondenkbaar is immers dat verdachte niet per se in een instelling dient te worden geplaatst en dat hij zelfstandig kan blijven wonen. Ook komt een plaatsing in een psychiatrische ziekenhuis niet in aanmerking als er geen volledig verband bestaat tussen stoornis en delict. Zo kan een floride psychotische man uit honger een brood stelen, terwijl dat niets te maken hoeft te hebben met zijn waan dat de wereld vergaat.

Deze maatregelen gaan dus gepaard met opname in een kliniek en zijn ingrijpende maatregelen in het privéleven van mensen. Voornoemde mogelijkheden zijn in een zaak met relatief lichte feiten absoluut een brug te ver. Als oplegging van de tbs-maatregel, of plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet gepast zouden zijn, valt verdachte tussen wal (oplegging van een straf en dus een mogelijkheid tot hulp) en schip (oplegging van een maatregel en dus hulp). Deze verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, er zal geen straf worden opgelegd, ook niet voorwaardelijk, en verdachte zal dús niet worden ingebed in hulpverlening. Ook de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (de BOPZ-maatregel) biedt vaak geen uitkomst, omdat niet snel wordt voldaan aan de hoge eisen die worden gesteld om tot het gevaarscriterium te komen dat daarvoor geldt.

Dan zou een psychiatrisch patiënt zelf op vrijwillige basis hulp moeten zoeken. Bij veel stoornissen is echter weinig zelfinzicht aanwezig en niet altijd is men gemotiveerd om behandeling te volgen. Ook ontbreekt het vaak aan een goed netwerk van mensen om iemand te helpen bij het zoeken van hulp en het ook (blijven) volgen van behandelingen. Kortom, verplichte behandeling onder toezicht van de reclassering zou uitkomst kunnen bieden. Het probleem zit hem er echter in dat geen ambulante behandeling door de rechter opgelegd kan worden als iemand volledig ontoerekeningsvatbaar is. Dat heeft tot gevolg dat hoewel iemand in beeld komt van justitie, er een diagnose wordt gesteld en er psychologische en psychiatrische rapportages worden opgesteld, hij niet de juiste hulpverlening opgelegd krijgt omdat volgens de wet die persoon moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

De rechter moet hem dan zonder enige hulp laten gaan. Op goed geluk, terwijl de rechter weet dat hij het op eigen kracht niet kan. Met alle risico’s van dien. Een dergelijke situatie is exemplarisch voor het spanningsveld tussen het strafrecht en psychiatrische zorg. Er is geen passende oplossing, omdat de wet alleen zeer vergaande maatregelen kent.

In de zaak die in dit artikel is beschreven kon de rechtbank aansluiting zoeken bij een vordering ten uitvoerlegging van een voorwaardelijk deel van een eerdere straf. De rechtbank heeft de proeftijd daarvan verlengd. Daar konden bijzondere voorwaarden aan verbonden worden waaronder een behandelverplichting. Dat was dan in dit geval een geluk bij een ongeluk maar die mogelijkheid is er alleen als in een strafzaak tevens de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk deel van een eerdere straf wordt gevorderd.

Op 1 januari 2019 is de Wet forensische zorg in werking getreden en op 1 januari 2020 treden de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang in werking die de huidige Wet Bopz vervangen. Hiermee wordt een modaliteit in het Wetboek van Strafrecht geïntroduceerd die de strafrechter de mogelijkheid biedt om een zorgmachtiging af te geven. Deze modaliteit wordt opgenomen in artikel 37 Sr (plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis), ter vervanging van de bestaande bepaling.

Een zorgmachtiging is een rechterlijke machtiging om verplichte zorg te verlenen al dan niet in een klinische setting. Met de Wfz wordt een ruimere bevoegdheid gecreëerd om een verdachte in een psychiatrische inrichting te plaatsen. Het vereiste van volledige ontoerekeningsvatbaarheid wordt losgelaten en vervangen door een ruimere bevoegdheid om een voornoemde zorgmachtiging af te geven.

De ervaring zal leren of de strafrechter met deze civiele machtiging tot een betere oplossing voor de hierboven beschreven casus kan komen.

 

Mr. M. Vaandrager en mr. S.C. van Klaveren zijn respectievelijk senior strafrechter en senior juridisch medewerker in de Rechtbank Amsterdam

 

Afbeelding: Pixabay