Het coalitie-akkoord; om- en uitzien

‘Een duurzaam welvarend land voor de huidige en toekomstige generaties, waarin alle inwoners naar vermogen mee kunnen doen. Met het fundament van bestaanszekerheid voor iedereen en het perspectief van vooruitgang in het (samen)leven.’ Aldus vat de nieuwe, tevens oude, coalitie haar ambities samen in haar regeerakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’. Dat laatste lijkt mij een pleonasme. 

Het is de coalitie opgevallen dat de relatie burger-overheid voor verbetering vatbaar is. Daartoe worden voornemens ontvouwd, zoals ‘waar mogelijk professionals in de uitvoering meer beslisruimte’ geven. Ik begrijp dat mensen die er verstand van hebben meer te zeggen krijgen, mits dat politiek niet te hinderlijk is. Daarin past dat ook de top van een ministerie een idee moet hebben waar hij het over heeft: bij de algemene bestuursdienst ‘wordt domeinspecifieke expertise nadrukkelijker van belang, waarbij ook de roulatiesnelheid wordt verlaagd.’ Minder goed lijkt daarin te passen dat de drie bewindslieden op justitie c.a. geen van drieën jurist zijn en hun c.v.’s bescheiden ‘domeinspecifieke expertise’ suggereren. Intrigerend is het plan om op ‘voorstellen uit de Kamer’ een uitvoerbaarheidstoets, een doenvermogenstoets, een generatietoets en een invoeringstoets toe te passen. De vraag rijst of ook de eigen voorstellen van de regering aan die toetsen worden onderworpen. Van de diverse overheid-burger-maatregelen lijkt mij een effectieve de voorgenomen beperking van het aantal procedures die de overheid tegen burgers voert.

Vrij veel beleidsvoornemens tonen een zekere innerlijke tegenstrijdigheid; bijvoorbeeld:
- fossiele brandstof snel terugdringen en tegelijk energieleveringszekerheid én betaalbaarheid borgen;
- ‘onze unieke natuur’ beschermen en biodiversiteit herstellen, en tegelijk perspectief bieden aan de agrarische sector;
- ‘kringlooplandbouw met een goed verdienmodel’;
- starters op de woningmarkt een nieuwe premie A-subsidie bieden zonder de woningprijzen daardoor te doen stijgen. De bestaande indirecte subsidie (de jubelton) wordt inmiddels juist afgeschaft omdat zij de huizenprijzen opdrijft.
- huurprijsbescherming bij middenhuurwoningen om middeninkomens betaalbaar te laten wonen, maar ­investering in die woningen aantrekkelijk doen zijn voor institutionele beleggers;
- rechtvaardig belasten van de luchtvaart (die accijns- en btw-vrij vliegt), maar tegelijk het gelijke speelveld binnen de EU en tussen de EU en derde landen (die niet meedoen) waarborgen.

Maar er worden ook anomalieën aangepakt: ‘met (…) vervanging van kunstmest door organische mest (…) sluiten we kringlopen’. Nou dat werd tijd. Wij importeren al decennia onmetelijke hoeveelheden veevoer en exporteren onmetelijke hoeveelheden vlees. De resulterende onmetelijke hoeveelheid stront blijft hier en moet duur verwerkt worden – vruchtbare bodem voor grootschalige mestfraude – terwijl tegelijk de kunstmestindustrie in Nederland – met de staalindustrie – tot de grootste energieverbruikers behoort. Als ‘hyperscale datacentra’ inderdaad ‘een onevenredig beslag op de beschikbare duurzame energie leggen in verhouding tot de maatschappelijke of economische meerwaarde’ en hun toelating daarom strenger gereguleerd moet worden (maar Nederland tegelijkertijd wél weer ‘het digitale knooppunt van Europa’ moet worden), rijst de vraag of de vergunningvoorwaarden voor de eveneens onevenredig energieverslindende productie van staal en kunstmest – door eveneens buitenlandse bedrijven – niet eveneens ‘aangescherpt’ moet worden.

Kennelijk naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire wordt ‘laagdrempelige, onafhankelijke fiscale rechtshulp’ aangekondigd (structureel € 14 mio), naar voorbeeld van de Amerikaanse Taxpayer Advocate Service (‘We’re your voice at the IRS’; zie www.taxpayeradvocate.irs.gov/). Goed plan, maar de VS liggen als voorbeeld niet voor de hand: de Taxpayer Advocate gaat alleen over problemen met de federale IRS (die niets met subsidies zoals toeslagen te maken heeft) en de VS hebben een self assessment systeem waarin burgers en bedrijven zelf hun ‘aanslag’ moeten vaststellen. De toeslagenaffaire heeft meer gevolgen: het akkoord belooft ‘uitwerking van constitutionele toetsing’. Een heel ander geluid dan ten tijde van het initiatiefwetsvoorstel Taverne (2013) dat de rechter wilde verbieden om wetten aan rechtstreeks werkend internationaal recht te toetsen en dat Nederland tot het grondwettelijk achterlijkste land van de Raad van Europa gemaakt zou hebben. 

De budgettaire bijlage geeft concreet inzicht in de accenten ten opzichte van ongewijzigd beleid. Ik beperk mij tot het hoofdstuk Justitie en Veiligheid: het gaat structureel (i.e. elk jaar) om € 8 mio extra voor de Autoriteit Persoonsgegeven (AP), € 3,6 mio voor een nieuwe algoritmewaakhond bij de AP (een AW bij de AP dus), 5 ton erbij voor het College voor de rechten van de mens, 5 ton erbij voor de nationale coördinator antisemitismebestrijding (NCAB), € 55 mio griffierechtvermindering voor particulieren en mkb (toegang tot het recht), € 100 mio extra tegen ondermijning, € 200 mio extra voor de politie, € 200 mio extra voor preventie, € 12 mio voor versterking van de ICT en de opsporing bij het OM, € 300 mio extra voor de inlichtingendiensten en de NCTV, € 230 mio extra voor de hogere asielketeninstroom, € 90 mio extra voor de sociale advocatuur (maar ‘een substantiële maatschappelijke bijdrage (wordt) verwacht van de gehele advocatuur’), en € 150 mio extra (tot 2032 € 200 mio) voor versterking van de justitiële keten (OM en rechtspraak). Totaal € 1,3 miljard structureel, 10% meer dan in de (demissionaire) rijksbegroting 2022, die J&V € 13,4 miljard toedeelde. In verhouding: de akkoord-rijksbegroting zal meer dan € 360 miljard belopen en de corona-uitgaven tot nu toe zijn € 68 miljard en in 2022 komt daar nog € 12 miljard bij, hopelijk incidenteel, maar zij beginnen net als het virus hinderlijk endemisch te worden, net zoals woningnood, klimaatcrisis, politieke en criminele ondermijning en vermogensongelijkheid. 

Jammer dat het akkoord niet voorstelt om een van de bons mots van de premier in art. 1 Grondwet te verankeren, iets officiëler geformuleerd, bijvoorbeeld zoals Prof. Geppaart (meen ik; ik kan het citaat niet terugvinden) eens voorstelde: ‘Nederland is een gezellig land, waar het goed toeven is.’ 


Dit Vooraf verschijnt in NJB 2022/180, afl. 3.

 

Afbeelding: pixabay

Over de auteur(s)
Peter Wattel
A-G bij de Hoge Raad