
Het proefschrift van Daan van Thiel onderzoekt de implementatie, monitoring, naleving en handhaving van de fundamentele arbeidsrechten en de verschuiving die daarbij is opgetreden van internationaal naar transnationaal recht. In 2023 werd de 25e verjaardag gevierd van de in 1998 aangenomen verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake de Fundamentele Principes en Rechten op het Werk en haar Follow-up (1998 IAO-Verklaring). De 1998 IAO-Verklaring verklaarde vier onderwerpen fundamenteel: 1) de vrijheid van vakvereniging en van collectieve onderhandelingen; 2) het verbod op kinderarbeid; 3) het verbod op dwangarbeid/moderne slavernij, en 4) het verbod van discriminatie op de werkplek. Deze onderwerpen kwamen overeen met acht IAO-conventies, die al jaren van kracht waren. Sinds 1998 staan de rechten uit deze conventies ook wel bekend als de fundamentele arbeidsrechten. In 2022 werd het recht op gezonde en veilige werkomstandigheden toegevoegd als vijfde fundamentele arbeidsrecht. In de afgelopen 25 jaar is het ratificatiepercentage van de acht fundamentele conventies significant gestegen van zo’n 35% tot boven de 70%. De Conventie over de meest ernstige vormen van kinderarbeid haalde zelfs 100% ratificaties, een ‘wereldrecord’. Desondanks toont het aantal geregistreerde schendingen van deze fundamentele arbeidsrechten aan dat het klassieke systeem van het internationale arbeidsrecht er de afgelopen 25 jaar niet in is geslaagd deze rechten voldoende te beschermen. Een belangrijke reden hiervoor is de global governance gap, een kloof die is ontstaan tussen aan de ene kant de controle- en handhavingsmechanismen die in handen van de nationale staten liggen, en aan de andere kant de geglobaliseerde economie, waarin machtige transnationaal opererende bedrijven het grotendeels voor het zeggen hebben en juridisch niet gebonden zijn aan de fundamentele arbeidsrechten van het internationale (arbeids)recht. De acht conventies richten zich immers tot de lid-staten van de IAO, niet tot bedrijven. In reactie op deze kloof heeft er een verschuiving plaatsgevonden van de bekende 20e eeuwse internationale handhavingsmechanismen, grotendeels afkomstig van en geactiveerd door de IAO, naar een nieuw meerlagig en multiparty netwerk van juridische raamwerken, ook wel bekend als transnationaal arbeidsrecht.
Traditioneel functioneert het arbeidsrecht, met zijn vakbonden, cao’s en karakteristieke ongelijkheidscompensatie, in de onderneming als tegenmacht van het management en de kapitaalverschaffers. Het beschermt de positie van werknemers, die zich vaak in een kwetsbare en afhankelijke positie bevinden ten opzichte van hun werkgevers. Vakbonden hebben in de 19e en 20e eeuw op nationaal niveau hard gestreden voor deze rechten. In theorie hadden het tripartiete besturingssysteem van de IAO waarin naast overheden ook vakbonden en werkgevers deelnemen, en het eveneens tripartiete IAO-toezichtsysteem, samen met de 1998 IAO-Verklaring de tegenmacht op internationaal niveau kunnen zijn. In de praktijk is het toezichtsysteem van de IAO echter niet voldoende in staat geweest om nationale regeringen ervan te overtuigen deze normen in hun jurisdictie na te leven en te handhaven. Bij gebrek aan harde handhavingsinstrumenten en niet toegerust om de global governance gap te overbruggen, is de IAO er onvoldoende in geslaagd een tegenwicht te bieden aan de steeds machtiger wordende multinationals binnen de wereldeconomie. Deze werden steeds beter in staat regeringen dusdanig te beïnvloeden – vooral in het mondiale zuiden – om het gebrek aan sociale rechten te handhaven of zelfs verder te verlagen. Het in de afgelopen 25 jaar ontstane ‘web’ van transnationale arbeidsrechtkaders heeft het bestaande, 20e eeuwse internationale arbeidsrechtelijk systeem om deze redenen zowel uitgedaagd als aangevuld. Het transnationale arbeidsrecht omvat het arbeidsrecht dat handelingen of gebeurtenissen reguleert die de nationale grenzen overschrijden. Transnationale raamwerken zijn te vinden op verschillende niveaus (mondiaal, regionaal, lokaal), kunnen zowel publiek- als privaatrechtelijke partijen adresseren, en zowel bindende als vrijwillige normen omvatten. De leidende gedachte is dat de pluralistische mogelijkheden van het transnationale recht een beter tegenwicht kunnen bieden aan de macht van de geglobaliseerde markt, dan het klassieke systeem van het internationale arbeidsrecht. Waar in het internationale arbeidsrecht staten de enige normadressaten zijn, geeft het transnationale arbeidsrecht andere belanghebbenden, zoals slachtoffers, vakbonden en nongovernmental organisations (ngo’s) bevoegdheden om hun rechten op verschillende niveaus te beschermen en af te dwingen. Bovendien bevat het transnationale arbeidsrecht bindende en niet-bindende regels inzake de verantwoordelijkheden van bedrijven ten aanzien van fundamentele arbeidsrechten, welke kunnen worden afgedwongen via juridische procedures en ‘zachtere’ maatregelen.
De verschuiving van het internationale arbeidsrecht naar het transnationale arbeidsrecht heeft echter ook geleid tot een wildgroei aan kaders die verwijzen naar de 1998 IAO-Verklaring en/of de fundamentele IAO-conventies. In deze nieuwe transnationale architectuur moeten overheden, internationale organisaties, bedrijven, vakbonden en NGOs samenwerken in verschillende (transnationale) raamwerken. Hierbij moeten zij voldoen aan een combinatie van ‘zachte’ richtlijnen en ‘harde’ wetten om de fundamentele arbeidsrechten van werknemers te beschermen en de negatieve gevolgen van de geglobaliseerde markt tegen te gaan. Een vaak gehoord punt van kritiek is dat men door de bomen het bos niet meer kan zien. Dit onderzoek analyseert de verschillende mondiale en regionale transnationale juridische raamwerken die tot doel hebben de naleving van fundamentele arbeidsrechten te verbeteren. De raamwerken die in dit onderzoek worden behandeld zijn: (i) de IAO, (ii) de Guiding Principles van de Verenigde Naties (UNGPs), (iii) de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO richtlijnen) en de IAO Tripartiete Beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid (IAO MNE-Verklaring), (iv) private transnationale regelgeving, opgemaakt door bedrijven en ngo’s , vakbonden etc., (v) de Europese Unie (EU), en (vi) vrijhandelsverdragen (Free Trade Agreements – FTAs). Deze studie creëert een overzicht van (i) de betrokken en geadresseerde actoren, (ii) de monitoring-, compliance- en/of handhavingsmechanismen, en (iii) de positieve en negatieve kenmerken van elk raamwerk.
Van Thiel promoveerde op 15 mei 2025 aan de Universiteit Leiden. Promotoren: prof. dr. Rick Lawson en mr. dr. Yvonne Erkens.
Daan van Thiel
Fundamental Labour Standards and the Shift from International to Transnational Labour Law. Countervailing Power in the Globalised World of Work
Uitgave van het E.M. Meijers Instituut, MI 443
ISBN 978 94 6473 757 8