Empirical Legal Studies als integraal onderdeel van rechtswetenschappelijk onderzoek

De afgelopen jaren zingt ELS (Empirical Legal Studies) rond in Nederland. Er wordt over gesproken op congressen, faculteiten profileren zich er mee en vanuit NWO is een stimuleringsactie ELS geïnitieerd. Het lijkt erop dat ELS belangrijk of in ieder geval actueel is. Maar wat is ELS? 

Is het niet alleen maar een soort rechtssociologie, of een hobby van sociale wetenschappers die men vooral binnen sociale faculteiten moet beoefenen? En mocht het meer zijn dan dat, wat is dan het belang ervan voor het positieve recht of voor ‘klassieke’ juristen?

In deze bijdrage geven we een typering van empirisch juridisch onderzoek, beargumenteren we dat ELS integraal onderdeel is van de rechtswetenschappelijke discipline en stellen we dat rechtswetenschappelijk onderzoek gebaat is bij een stevig verankerd empirisch element. We sluiten af met de aankondiging van het initiatief om te komen tot een nationaal overzicht van empirisch-juridisch onderzoek, een ELS encyclopedie.

Empricial Legal Studies: wat is het?

Voor ELS zijn verschillende termen in omloop: empirical legal studies, empirical legal research, law in action, (new) legal realism of zelfs ‘legal sociology’. Als men vervolgens beziet wat met die aanduidingen wordt bedoeld, , blijkt dat men het telkens heeft over (1) onderzoek naar empirische feiten en (2) dat die feiten verwijzen naar wet en regelgeving, naar hoe die wetten en regelgeving functioneren of naar de effecten van die wetten en regelgeving.

Sommige handboeken en leerboeken geven definities. Zo omschrijven Henster en Gasperetti (2017) ELS als “(...) investigation of legally relevant facts using diverse methods and theories derived from the social sciences”, terwijl Leeuw en Schmeets (2016, p. 3) stellen dat ELS “(...) addresses developments and actions in the ‘real social world’ as relating to legal arrangements, either to influence this world, to facilitate it, or to legalize what has been the ‘usual’ practice”. In het lijvige Oxford Handbook on Empirical Legal Research (2010, p. 4), omschrijven de auteurs ELS als de op het recht betrekking hebbende “(...) systematic collection of information and its analysis according to some generally accepted method”.

Bijleveld (2017, p. 5) destilleert uit de diverse definities de volgende drie kenmerken van empirisch-juridisch onderzoek: (1) an empirical legal study poses questions about the law, (2) it uses empirical data to answer those questions, and (3) the answers to these questions are legally relevant.

Het belang van ELS

Het is lastig en misschien ook niet nodig om exact te definiëren wat ELS wel en niet is. Duidelijk is dat sprake kan zijn van overlap met rechtssociologisch, rechtspsychologisch, rechtseconomisch en criminologisch onderzoek.

Er is echter een belangrijk aspect dat empirisch-juridisch onderzoek onderscheidt van deze andere subdisciplines: in empirisch-juridisch onderzoek staat het recht centraal. Het duidelijkst komt dit tot uiting in het derde van de hierboven genoemde criteria, namelijk dat de onderzoeksvragen juridisch relevant moeten zijn. Rechtssociologen onderzoeken weliswaar het recht, maar zijn niet alleen maar (of primair) geïnteresseerd in het vinden van antwoorden op juridisch relevante vragen. Het gaat steeds ook (of vooral) om het zoeken naar antwoorden op vragen die relevant zijn voor de sociologische discipline. Anders gezegd: door het toetsen van sociologische theorieën ‘voeden’ zij de sociologie. Voor criminologen, rechtspsychologen en rechtseconomen geldt iets soortgelijks: het recht wordt primair onderzocht ten bate van kennisvermeerdering van de eigen discipline.

Voor de empirisch-juridische onderzoeker geldt dat hij op zoek is naar antwoorden op onderzoeksvragen die van belang zijn voor het recht. Hij is geïnteresseerd in de relevantie van zijn bevindingen voor juridische normen en naar de implicaties ervan voor de rechtspraktijk. Zo bezien verbaast het niet dat Epstein en Martin (2014) stellen dat empirisch-juridisch onderzoek door juristen moet worden uitgevoerd. De term ‘empirisch-juridisch onderzoek’ omschrijft dan ook het beste het onderzoek dat als ELS wordt aangeduid, met nadrukkelijk een streepje tussen empirisch en juridisch: juridisch onderzoek, maar dan wel van een speciaal soort, namelijk empirisch.

De integratie van ELS in rechtswetenschappelijk onderzoek

Met die constatering belanden we wel meteen bij een lastig punt. Juristen worden namelijk niet opgeleid om empirisch onderzoek te verrichten, maar om juridisch-dogmatisch onderzoek uit te voeren: het beschrijven, verklaren, analyseren en kritiseren van (de onderliggende beginselen en veronderstellingen van) het geldende positieve recht, om dat consistenter en beter te maken (Vranken, 2014, p. 6). Hoe een interview moet worden afgenomen, een steekproef moet worden getrokken, hoe een vraag zo te formuleren dat die empirisch onderzoekbaar is, hoe op systematische wijze te werk te gaan bij de beantwoording van een empirische vraag, daar voorziet vrijwel geen enkele academische juridische opleiding in. Als er al aandacht voor is, dan gebeurt het veel minder diepgaand en systematisch dan in sociaalwetenschappelijke opleidingen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel empirisch-juridisch onderzoek wordt uitgevoerd door niet-juristen, of door juristen in samenwerking met empirisch geschoolde onderzoekers. Hoewel daar niets op tegen is en het vanuit een oogpunt van multidisciplinariteit zelfs valt toe te juichen, geeft het wel aanleiding voor vragen en kanttekeningen. Zo is het de  vraag of van de bevindingen van empirisch-juridisch onderzoek (zeker als het door niet-juristen wordt verricht) wel voldoende het belang wordt teruggekoppeld voor de juridische normen en voor de rechtspraktijk (Malsch et al., 2016). Voorts is de kennis van de voor het recht relevante empirische inzichten sterk versnipperd, omdat het betreffende onderzoek op allerlei plekken wordt uitgevoerd en in veel gevallen niet wordt gepubliceerd in op de praktijk gerichte juridische tijdschriften. Het gevolg: een evenzeer versnipperd beeld van wat er bekend is aan voor de rechtspraktijk relevant empirisch onderzoek. Ten derde, en dat is mogelijk nog veel problematischer, wordt de wel beschikbare empirische kennis over het recht onderbenut (zie Malsch et al., 2016; Elbers et al., 2018). Juristen hebben niet tot nauwelijks scholing in empirische onderzoeksmethoden, dus is het voor hen lastig om empirische bevindingen te ‘lezen’. Als er geen expliciete terugkoppeling is van de betekenis van de bevindingen voor het recht, betekent dit dat empirisch-juridisch onderzoek een louter academische bezigheid blijft, losstaand van de rechtspraktijk en zonder implicaties voor wetgeving en rechtsvorming.

Dit is des te prangender omdat de behoefte aan kennis over de empirie alleen maar toeneemt, in de rechtspraak en de rechtspraktijk, bij de wetgever en bij beleidsmakers. De behoefte aan een evidence base voor overheidsbeleid en rechterlijke beslissingen wordt voortdurend groter, vanwege het complexer worden van de maatschappij en een almaar toenemende maatschappelijke verantwoordingsdrang. Met name een aantal in zekere zin ‘beruchte’ strafzaken (Schiedammer Parkmoord, Puttense moordzaak, Ina Post) waar bewijs onjuist werd gebruikt of geïnterpreteerd, heeft de noodzaak van een beter gebruik van empirische feiten door juristen duidelijk gemaakt.

Een initiatief om de rol van ELS in het rechtswetenschappelijk onderzoek te versterken

Al met al verbaast het niet dat er op dit moment diverse initiatieven lopen in Nederland die empirisch-juridisch onderzoek beogen te stimuleren en op den duur integraal onderdeel van de juridische wetenschap te maken, waarmee de bevindingen toegankelijk en bruikbaar worden voor praktijkbeoefenaars van het recht en, meer dan nu het geval is, ten dienste van de maatschappij kunnen komen.

We sluiten deze beknopte beschouwing over ELS af met zo’n initiatief, in de vorm van een oproep om mee te werken aan het totstandbrengen van een Nederlandstalige Encyclopedie ELS. Die encyclopedie, waarvan de auteurs, samen met Arno Akkermans (VU), Marijke Malsch (NSCR) en Monika Smit (WODC), de redactie vormen en die volgend jaar door Boom Juridisch zal worden uitgegeven, heeft ten doel een systematisch overzicht te geven van ELS-onderzoek in Nederland op verschillende rechtsgebieden. We vragen onderzoekers in een ‘call’ voorstellen voor hoofdstukken in te dienen op diverse rechtsgebieden, die telkens (1) kort het rechtsgebied beschrijven, vervolgens (2) beschrijven welk empirisch-juridisch onderzoek de afgelopen 25 jaar op dit terrein in Nederland is verricht, wat de belangrijkste bevindingen daarvan zijn en wat de implicaties zijn voor de rechtspraktijk en als laatste (3) vragen formuleren waarop toekomstig empirisch-juridisch onderzoek zich zou moeten richten.

Het overzicht dat de encyclopedie geeft, informeert de rechtspraktijk over empirisch-juridische onderzoeksuitkomsten op verschillende rechtsgebieden. De encyclopedie geeft een overzicht van onderzoek dat al is gedaan, de antwoorden die dat heeft opgeleverd, alsmede van openstaande (rechts)vragen. Tot slot is de encyclopedie geschikt als onderwijsmateriaal voor (empirisch-)juridische cursussen. Het beoogde lezerspubliek bestaat uit Nederlandstalige onderzoekers, praktijkbeoefenaars, docenten en studenten, en anderen die geïnteresseerd zijn in de werking van het recht in de werkelijkheid.

 

Meer informatie over de Call: https://www.nscr.nl/bijdragen-aan-de-nederlandse-encyclopedie-voor-empirical-legal-studies/

 

Afbeelding: Marco Bellucci

Over de auteur(s)
Bert Marseille
Hoogleraar bestuurskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.