Een ‘nultariefover­eenkomst’ met de VS? Niet tegen iedere prijs

De relevante vraag voor Brussel en Den Haag bij onderhandelingen met de VS over importtarieven zou niet moeten gaan over wat de EU bij die onderhandelingen in economisch opzicht wil weggeven, maar vooral welke onderdelen van de Europese rechtsstaat niet ter discussie staan.

Een paar weken na de door Trump ontketende handelsoorlog maakt de wereld de balans op. Het FD sprak van een ‘achtbaan’: de VS begon, China sloeg terug en de financiële markten stonden direct in het rood. De EU speelt het spel slimmer: tegenmaatregelen werden wel voorbereid, maar (nog) niet ingezet. Verder vooral veel stille diplomatie: enerzijds richting Washington in de hoop de boel weer terug te kunnen draaien en anderzijds richting Peking om te voorkomen dat overtallige Chinese producten niet op de EU-markt worden gedumpt. Eind april werd bekend dat de EU en China in juli opnieuw een top zullen hebben over economische samenwerking.

De positie van de EU valt niet te benijden: aan de ene kant het mes tegen de keel van de Amerikanen en aan de andere kant het risico lopen dat China de EU-markt overspoelt met goederen, nu de vraag in de VS door die importheffingen is weggevallen.

In een recent interview op BBC gaf de econoom Varoufakis aan dat Trumps strategie zich laat samenvatten als ‘flood the zone’: overspoel iedereen met een stevig importtarief, krijg ze aan de onderhandelingstafel en sluit dan individuele ‘deals’ die de economische belangen van de VS het beste dienen. Half april bleek dat die tactiek van ‘flood the zone’ inderdaad werkt: de VS maakte bekend dat maar liefst 75 landen staan te dringen om een plaatsje aan Trumps onderhandelingstafel en binnen 90 dagen een deal te sluiten. Ook de EU.

Die onderhandelingen worden brisant. Dat de EU de VS graag tegemoet wil komen blijkt uit de aankondiging van de Commissie dat het graag in gesprek gaat over een ‘nultariefovereenkomst’. De hamvraag is dan wat Trump daarvoor terug wil. Die vraag laat zich niet makkelijk beantwoorden. De inhoudelijke onderbouwing van die importheffingen is nogal dun. Economen mopperen dan vooral dat de rekensom niet klopt. Dat is waar, maar niet iets waar Trump zich veel gelegen aan laat liggen.

Het speelveld aan de onderhandelingstafel zal vooral worden bepaald door het vuistdikke rapport waar Trump tijdens zijn toespraak van begin april mee zwaaide: het ‘2025 National Trade Estimate Report on Foreign Trade Barriers’. Dit NTE-rapport somt per land – van Algerije tot Vietnam – op welke handelsbelemmeringen er zouden zijn. De EU staat er ook in. Het lijstje Europese maatregelen waar de VS niet blij mee is, wordt met het jaar langer. Het gaat daarbij niet alleen om afschaffen van heffingen of invoerquota maar bijvoorbeeld ook over ontoereikende bescherming van intellectuele eigendom. De zorg daaromtrent was duidelijk hoorbaar in Trumps toespraak die onder andere aanvoerde dat andere landen er met ‘hun intellectuele eigendom’ vandoor gingen.

Wie denkt dat dat vooral tot landen als China is gericht, komt bedrogen uit. Ook richting de EU moppert de VS flink over de inadequate bescherming van IE-rechten. Naast Bulgarije, Roemenië en Polen staan ook België en Duitsland in dat lijstje. Het is maar de vraag of dat terecht is. Er zijn ook andere vraagtekens bij het NTE-rapport te plaatsen. Zo heeft de VS ook bezwaar tegen allerlei recente EU-wetgeving, waaronder de Digital Services Act, de Digital Market Act en de AI Act. Dat is allemaal evenwichtige wetgeving die een balans probeert te vinden tussen commerciële, persoonlijke en maatschappelijke belangen. Big tech bedrijven, veelal uit Silicon Valley, hebben daarbij in Brussel stevig gelobbyd om hun belangen voor het voetlicht te krijgen met als inzet veelal: minder regulering, minder verantwoordelijkheid en (dus) minder aansprakelijkheid. De realiteit van een wetgevingsproces is evenwel dat een politiek compromis iedereen een stukje, maar niet helemaal, tegemoet kan komen. Het NTE-rapport gaat daar volledig aan voorbij en kijkt vooral binair naar de vraag of de regelgeving in de VS en EU van elkaar verschilt. En als dat zo is, dan wordt dat neergezet als ‘handelsbarrière’ voor Amerikaanse bedrijven en als motief om extra importheffingen op te leggen. Iedere jurist zal begrijpen dat dat niet klopt. Het NTE-rapport is ook tegenstrijdig: het moppert enerzijds dat er ‘te weinig’ wordt gedaan aan bescherming maar klaagt anderzijds dat als er dan nieuwe regelgeving wordt uitgevaardigd, die regeldruk ‘te veel’ is en een handelsbelemmering zou vormen.

Een dergelijke cirkelredenering past in het stramien van ‘flood the zone’. Dat kan zo zijn, maar de uitdaging en taak die de EU en Nederland vooral hebben, is duidelijk maken dat evenwichtig tot stand gekomen wetgeving en grondrechten zich niet zomaar laten weg onderhandelen: die grondrechten gaan niet alleen over vrijheid van ondernemerschap maar ook over al die andere dingen die onze maatschappij zo aardig en onze wetgeving zo evenwichtig maken: van bescherming van privacy en persvrijheid tot de bescherming van intellectuele eigendom, en alles wat daartussen ligt. De relevante vraag voor Brussel en Den Haag is dus niet zozeer wat het bij die onderhandelingen met de VS in economisch opzicht wél wil weggeven, maar mede ook welke onderdelen van de Europese rechtsstaat niet ter discussie staan. Washington gaat nu eenmaal niet over onze wetgeving en onze rechtsstaat laat zich niet onderhandelen. Vroeger niet. En nu ook niet. Een ‘nultariefovereenkomst’? Prima. Maar niet tegen iedere prijs.

 

Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2025/864, afl. 16

 

Afbeelding: © Shutterstock 

Over de auteur(s)