De vreemdelingen Howick en Lili

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan in de zaak van de twee Armeense kinderen, broer en zus, 13 en 12 jaar, Howick en Lili.1 Ik heb geen verstand van dit rechtsgebied, het vreemdelingenrecht. Ik heb wel de uitspraak gelezen. Ik heb me gestoord aan de (te) afstandelijke wijze waarop de Afdeling consequent spreekt over de (in Nederland van jongs af aan opgegroeide) kinderen als ‘vreemdelingen’. 

‘De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven’, ‘De vreemdelingen hebben nadere stukken ingediend’ etc. etc. etc., in plaats van bijv. ‘Namens de kinderen is een schriftelijke uiteenzetting gegeven’, ‘Namens de kinderen zijn nadere stukken ingediend’ etc. als het noemen van de voornamen van de kinderen als te weinig afstandelijk zou hebben aangevoeld, of ook te confronterend.

Zelfs onder het kopje: De belangen van het kind, kon de Afdeling het in r.o. 10.13. niet opbrengen het gebruik van de aanduiding ‘vreemdelingen’ te vermijden toen zij overwoog: De verplichting voor de staatssecretaris om de belangen van de kinderen (d.w.z. van kinderen in het algemeen) te betrekken, gaat niet zo ver dat de vreemdelingen niet zouden mogen uitgezet of zelfs een verblijfsvergunning zouden moeten krijgen.

Ik vind ook dat nu het voor Howick en Lili een extreem belangrijke zaak was de Afdeling tenminste een poging had moeten doen om de uitspraak te gieten in voor hen, ze zijn tenslotte weliswaar kinderen, maar toch 13 en 12 jaar oud, begrijpelijkere bewoordingen.

Kortom, de Afdeling heeft volgens mij gefaald naar de kinderen toe om hen als kinderen te erkennen, los er van dat zij ook recht moest spreken.

Ik hoop wel voor Howick en Lili dat hun advocaten nog kans zien om hun zaak naar het niveau van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te tillen teneinde een betere afloop te bereiken.

 

  1. AbRvS, 24 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2815



Over de auteur(s)
Author picture
Willem van Tongeren
Advocaat in Twello.