
Mater semper certa est? Dat wordt nog de vraag. Wat ooit toekomstmuziek leek, komt met de razendsnelle ontwikkeling van kunstmatige baarmoedertechnologie steeds dichterbij. Hierdoor is het van cruciaal belang dat de discussie over het afstammingsrecht tijdig wordt gevoerd.
Wat als een kind niet langer uit een menselijk lichaam, maar uit een machine wordt geboren? Hoewel deze vraag aanvankelijk science fiction lijkt, komt zij steeds dichter bij de realiteit.
Kunstmatige baarmoedertechnologie is al jarenlang in ontwikkeling, waaronder aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hoewel deze ontwikkeling in eerste instantie tot doel heeft om de technologie in te zetten als alternatief voor een couveuse en kunstmatige beademing, is het voorstelbaar dat de technologie in de toekomst ook voor reproductieve doeleinden kan worden gebruikt.1
Huidige discussies, bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk, gaan niet alleen over de wenselijkheid van de technologie, maar ook over de definitie van ouderschap en de rechten van het kind na geboorte uit de kunstmatige baarmoeder.2
Mijns inziens is het van belang dat dergelijke discussies ook in Nederland worden gevoerd, nog voordat de technologie ethisch en juridisch toelaatbaar wordt geacht. Hierdoor kan vroegtijdig rekening worden gehouden met toekomstige uitdagingen, waaronder die voor het afstammingsrecht.
Een kind dat uit een kunstmatige baarmoeder in plaats van een mens wordt geboren, heeft na de geboorte niet automatisch juridische ouders. Zo ontbreekt er een geboortemoeder (artikel 1:198 lid 1 onder a BW), omdat het kind uit een machine wordt geboren. Doordat het fundament van mater semper certa est wegvalt, kan er ook geen tweede afstammingsrelatie van rechtswege ontstaan, bijvoorbeeld via een huwelijk. Het ontbreken van juridisch ouderschap is problematisch, omdat hierdoor fundamentele rechtsgevolgen uitblijven, zoals het recht van het kind op levensonderhoud (artikel 1:392 lid 1 BW) en het verkrijgen van een geslachtsnaam (artikel 1:5 BW).
Het is niet de eerste keer dat het afstammingsrecht wordt uitgedaagd door nieuwe mogelijkheden op het gebied van voortplanting. Opvallend is dat discussies hierover doorgaans pas plaatsvinden nadat de technologieën al in de praktijk worden toegepast, zoals bij (hoogtechnologisch) draagmoederschap.3 Dit terwijl draagmoederschap al jarenlang voorkomt en hoogtechnologisch draagmoederschap sinds 1997 onder voorwaarden in Nederland is toegestaan.4 In dat kader geldt dat de draagmoeder van rechtswege als juridische moeder wordt aangemerkt (artikel 1:198 lid 1 onder a BW), waarbij uitsluitend adoptie dit moederschap kan doorbreken. Sinds 4 juli 2023 is het wetsvoorstel ‘Wet kind, draagmoederschap en afstamming’ bij de Tweede Kamer aanhangig, waarin wordt voorgesteld dat wensouders meteen vanaf de geboorte als juridische ouders van het kind worden aangemerkt.5
De kunstmatige baarmoedertechnologie zal een grote uitdaging voor het afstammingsrecht vormen, omdat er in het geheel geen afstammingsrelatie tot stand komt. Dit maakt het des te belangrijker om nu al te anticiperen op de juridische en ethische implicaties. Door het gesprek tijdig te voeren, kan worden gewaarborgd dat de belangen van het kind worden beschermd voordat de technologie daadwerkelijk wordt toegepast en de vraagstukken zich concreet aandienen.
Dit artikel is gepubliceerd in NJB 2025/2161, afl. 28.
Afbeelding: © Sebastian KaulitzkiS/Science Photo Library/Getty images
Voetnoten
1 L.A. van Roermund, ‘Kunstmatige baarmoeder: toegang voor iedereen?’, Podium voor Bio-ethiek 2024/31, afl. 2, p. 11.
2 E.C. Romanis & A.C. Brown, ‘Legal Parenthood, Novel Reproductive Practices, and the Disruption of Reproductive Biosex’, The Modern Law Review 2025, afl. 88, p. 156.
3 Bij hoogtechnologisch draagmoederschap vindt een ivf-procedure plaats, waarbij de eicellen van de wensmoeder in het laboratorium worden bevrucht met het sperma van de wensvader. Daarna wordt een embryo in de baarmoeder van de draagmoeder ingebracht. Hierdoor draagt de draagmoeder een kind dat niet genetisch aan haar verwant is.
5 Kamerstukken II 2022/23, 36390, 3, nr. 2. In dit wetsvoorstel beslist de rechter vóór de conceptie, op gezamenlijk verzoek van de wensouders en draagmoeder, dat de wensouders meteen vanaf de geboorte de juridische ouders zijn van het kind. Aan de toewijzing van dit verzoek zijn enkele eisen gebonden, waaronder dat ten minste een van de wensouders genetische verwant is aan het kind (behoudens uitzonderingen) en dat de betrokkenen voorlichting en counseling volgen.