De contra-terroristische bril

We zijn in oorlog. Met de Islamitische Staat en ook met een gedachtegoed, een ‘extreme gewelddadige ideologie’, die in Nederland honderden aanhangers en vele sympathisanten zou tellen. Dit liet onze Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten in juni van dit jaar aan de Tweede Kamer weten. Maar we hoeven ons geen zorgen te maken, want onze minister doet er alles aan om te voorkomen dat die aanhangers en sympathisanten zich daadwerkelijk bij de Islamitische Staat kunnen aansluiten: ‘alle beschikbare middelen’ moeten volgens Opstelten worden aangewend om uitreis met dit doel te verhinderen.

 

Waaraan hij toevoegt, in enigszins cryptische bewoordingen, dat het onderscheid tussen ‘softe en harde maatregelen’ irrelevant is en alleen het ‘resultaat telt’. Alles om onze rechtsstaat te beschermen. De nood is hoog want, zo is de gedachte, uitreizigers komen
terug, gehersenspoeld in de ‘islamitische heilstaat’, en zullen dan als vanzelf in terroristisch geweld vervallen. Tikkende tijdbommen dus.

Over die maatregelen van Opstelten weten wij inmiddels meer. In het parlement presenteerde hij in augustus van dit jaar zijn ‘Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme’. En in Huizen bracht hij het daags daarna in praktijk, toen de politie bij twee families binnenviel. In een bliksemactie arresteerde de politie toen de ouders; de kinderen uit beide families werden op initiatief van de Raad voor de kinderbescherming uit huis geplaatst; en de burgemeester trok alle paspoorten in. Dit allemaal naar aanleiding van een zogenaamd ambtsbericht van de AIVD, die had aangegeven over informatie te beschikken dat de families van plan waren zich op het
grondgebied van de Islamitische Staat te vestigen.

De families zitten inmiddels weer thuis in Huizen; de uithuisplaatsing van de kinderen is door de kinderrechter ongedaan gemaakt. Het was een storm in een glas water.

Het optreden van de overheid in Huizen is illustratief voor de nieuwe daadkracht, waarbij de overheid niet terugdeinst voor het creatief inzetten van allerlei bevoegdheden. Het probleem is dat deze softe en harde maatregelen zich slecht verhouden tot dezelfde rechtsstaat die onze Minister van Veiligheid en Justitie juist met die maatregelen probeert te beschermen.

Daarbij valt allereerst op dat de creatieve, terrorismebestrijdende overheid meer en meer afhankelijk wordt van onze inlichtingendiensten. Zonder de AIVD zou dezelfde overheid in terrorismeland volledig in het duister tasten. Terwijl sinds 2001 het aantal door de dienst uitgebrachte ambtsberichten explosief is gestegen, is de controle op het werk van de AIVD en de door haar verstrekte informatie nog steeds minimaal.

Wij kennen weliswaar de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, een commissie die binnen een beperkt mandaat haar best doet, maar het is nog steeds zo dat de AIVD vooral zichzelf controleert. Een rechter komt er nog steeds niet aan te pas; alleen voor het openmaken van brieven heeft de dienst toestemming van de Rechtbank in Den Haag nodig.

Maar welke terrorist stuurt vandaag de dag nog brieven? Waarom geldt deze eis eigenlijk niet voor álle bevoegdheden van de AIVD? Is het openmaken van brieven een grotere inbreuk op de privacy dan bijvoorbeeld het plaatsen van opnameapparatuur in een woning? Juist in een tijd waarin de afhankelijkheid van onze inlichtingendiensten toeneemt, zouden wij de controle op die diensten moeten vergroten.

Maar de schoen wringt op nog een andere plek, met name omdat de overheid bevoegdheden dreigt in te zetten voor een doel waarvoor ze eigenlijk niet in het leven zijn geroepen. Dit is ook in Huizen gebleken.

Zo zouden wij ons kunnen afvragen waarom de AIVD in Huizen de Raad voor kinderbescherming inschakelde. Behoort het welzijn van kinderen ook tot het takenpakket van de dienst? Was de nationale veiligheid hier in het geding?

En heeft de Raad voor de kinderbescherming in Huizen eigenlijk wel in het belang van de kinderen gehandeld? Heeft de Raad zich niet gewoon door de dienst laten gebruiken en het belang van de nationale veiligheid, als die al in het geding was, laten prevaleren boven dat van
die kinderen?

Ook het Openbaar Ministerie zou zich de gewetensvraag mogen stellen. Was het optreden in Huizen nu echt ingegeven door de wens strafrechtelijk in te grijpen? Of heeft ook de officier van justitie zich hier voor het karretje van de AIVD laten spannen? Het heeft er alle schijn van dat het Openbaar Ministerie zich op glad ijs heeft begeven.

Onze nationale terrorisme-expert Edwin Bakker ziet in dit glad ijs geen onoverkomelijke problemen. In een interview met NRC Handelsblad liet hij onlangs optekenen dat op het optreden van justitie in Huizen weinig viel aan te merken, in zijn ogen althans: ‘we moeten ingrijpen, verstoren’. De overheid moet niet bang zijn harde maatregelen te nemen, ook als er geen bewijzen zijn: ‘door een juridische bril bekeken, lijkt het niet handig’. Maar door ‘een contraterroristische bril bekeken’ vond Bakker het ‘heel slim’.

Wij leven in een tijd waarin rechtsstaat synoniem is geworden aan veiligheid. En het doel lijkt daarmee alle middelen te heiligen.


Mr. M. Pestman is strafadvocaat bij Prakken d’Oliveira in Amsterdam en betrokken bij de verdediging van één van de genoemde families in Huizen.

Deze opinie is ook gepubliceerd in NJB 2014/1906, afl. 37.


Bron afbeelding: Novum/Freek van den Bergh

Over de auteur(s)