De bewijskracht van de ‘blockchain timestamp’ in auteursrechtelijke geschillen

In dit artikel wordt verkend in hoeverre bewijs in de vorm van blockchain-transacties naar Nederlands recht het auteursrechtelijke makerschap in juridische procedures kan ondersteunen en of ons procesrecht zulk bewijs toelaat.

Inleiding

In augustus verzond minister Dekker het onderzoeksrapport Blockchain en het recht naar de Tweede Kamer.1 In opdracht van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) van het Ministerie van VenJ, deed het Tilburg Institute for Law and Technology een verkennend onderzoek naar de kansen en risico’s van blockchaintechnologie vanuit een juridisch perspectief. Het rapport is op een aantal punten kritisch maar stelt tegelijkertijd dat daar waar de blockchain kansen biedt, deze moeten worden aangegrepen.

In het onderzoek is onder meer aandacht besteed aan de juridische bewijskracht van in de blockchain ondergebrachte transacties. De onderzoekers concluderen dat een blockchain-transactie kan gelden als elektronische akte, die dezelfde bewijskracht heeft als een gewone schriftelijke akte (artikel 156a Rv). Daarvoor is vereist dat een blockchain voor wat betreft de ondertekening van transacties gebruik maakt van een private-public key-paar op basis van bijvoorbeeld het RSA-algoritme, waardoor kan worden gesproken van een zogenoemde geavanceerde elektronische handtekening in de zin van artikel 26 eIDAS-Verordening. De rechter zal als vermoeden moeten aannemen dat de ondertekening met de private key bewijst dat de transactie is gegenereerd door de ‘eigenaar’ van de sleutel. De bewijsrechtelijke meerwaarde van de blockchain is met name dat door gebruikmaking van de sleutel tevens vast komt te staan dat een transactie op een bepaald moment is verricht (timestamping). Een blockchain zou daarmee volgens de onderzoekers een vergelijkbare functie kunnen vervullen als de vroegere registratie van akten bij de Belastingdienst op grond van de Registratiewet.2 De onderzoekers onderkennen dus de kansen die de blockchain in bewijsrechtelijk opzicht biedt.

Wij zijn daarmee niet het eerste land in de wereld dat de juridische bewijskracht van de blockchain timestamp begint te erkennen. In september vorig jaar is in China de wet reeds aangepast om dergelijk bewijs toe te laten in juridische procedures bij speciaal daarvoor ingerichte internetrechtbanken.3 Blockchainbewijs werd daar in juni vorig jaar voor het eerst toegelaten als bewijs in een auteursrechtelijke procedure. In de Amerikaanse staat Vermont is het aanvoeren van dergelijk bewijs al sinds 2016 mogelijk.4 Ook het WIPO is positief over de mogelijkheden van de blockchain ten aanzien van de registratie van intellectueel eigendom en de bewijskracht daarvan.5
Op internet heerst sinds jaar en een dag een ‘Wild West’ cultuur als het gaat om het auteursrecht. Zonder toestemming worden (nieuws)artikelen, afbeeldingen en andere content overgenomen en auteursrechthebbenden komen maar al te vaak voor bewijsrechtelijke problemen te staan wanneer zij het makerschap van dergelijke werken dienen te bewijzen. Echter, nu in Nederland langzaamaan aangenomen wordt dat de blockchaintransactie kan gelden als elektronische akte waarvan het tijdstip van verrichten vaststaat, is het interessant om te verkennen of deze technologie ook aan auteursrechthebbenden hier te lande de helpende hand kan bieden bij de bewijsperikelen die zij ondervinden. Momenteel wordt op grote schaal voor zowel particulieren als bedrijven de mogelijkheid uitgerold om online auteursrechtelijk beschermde werken in de blockchain te registreren. Voor zover mij bekend hebben zich in Nederland nog geen auteursrechtelijke procedures voorgedaan waarin ‘blockchain-bewijs’ werd aangedragen ter staving van het makerschap, maar het lijkt nu slechts een kwestie van tijd voordat daarvan sprake zal zijn. In dit artikel wordt daarom verkend in hoeverre dergelijk bewijs naar Nederlands recht het auteursrechtelijke makerschap in juridische procedures kan ondersteunen en of ons procesrecht zulk bewijs toelaat.


Auteursrecht en online content

Voor het exclusieve recht op merken en octrooien geldt dat zij ontstaan door inschrijving of verlening ervan. Voor die rechten geldt een zogenoemd attributief stelsel.6 Inschrijving of verlening is dus een vereiste voor het doen ontstaan van dergelijke rechten. Daarbij is de deposant rechthebbende van het recht. Omtrent de vraag wie als rechthebbende van dergelijke rechten heeft te gelden, kan om die reden achteraf weinig discussie bestaan.7

Het auteursrecht ontstaat daarentegen van rechtswege. Depot of inschrijving is in dat geval dus geen rechtscheppende conditie. De creatieve prestatie op zichzelf doet het recht ontstaan. Als rechthebbende van het auteursrecht wordt volgens artikel 4 Auteurswet, behoudens bewijs van het tegendeel, aangemerkt degene die op of in het werk als zodanig is aangeduid. Artikel 150 Rv, stelt dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast van die feiten of rechten draagt. Vanwege deze verdeling van de bewijslast is het in beginsel aan de eisende partij om aannemelijk te maken dat men het werk heeft geschapen. Gezien het digitale karakter van online content is dat vaak lastig. Immers, een ‘fysieke’ handtekening, zoals aangebracht op bijvoorbeeld een schilderij ontbreekt in dat geval. Doordat een vorm van registratie in het auteursrecht tevens ontbreekt, kunnen zich in juridische procedures bewijsrechtelijke problemen aandienen ten aanzien van de vraag wie als maker van een werk heeft te gelden. Het kunnen aantonen dat men op een bepaalde datum over een werk beschikte, kan dan behulpzaam zijn in het ‘bewijzen’ van het auteursrechtelijke makerschap.

Hoewel wij ons inmiddels in het blockchain-tijdperk bevinden, leest men zo nu en dan op internet nog wel eens het oude devies om auteursrechtelijk beschermde werken in een gefrankeerde enveloppe aan het eigen adres te verzenden. Het poststempel zou zodoende als bewijs kunnen fungeren voor de datum waarop men over het werk beschikte. Aangezien achteraf op geen enkele wijze kan worden vastgesteld of de enveloppe al dan niet leeg is verstuurd, is dit natuurlijk flauwekul. Gelukkig bestaan er tegenwoordig efficiëntere methoden om aan te tonen dat men op een bepaalde datum over een werk beschikte. Daar waar vroeger een akte bij de Belastingdienst kon worden geregistreerd, behoren tegenwoordig nog het i-DEPOT bij het BBIE (Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom) en een notariële akte bij de notaris tot de mogelijkheden.8

Echter, het probleem van dergelijke registratiemogelijkheden is dat ze geen oplossing bieden voor de grote hoeveelheden dagelijks gegenereerde online content, waarmee websites en mediabedrijven vandaag de dag te maken hebben. Het is ondoenlijk om op reguliere basis bij een tussenpersoon zoals het BBIE of de notaris aan te kloppen met ieder nieuw(e) geschreven artikel, (product) afbeelding, video of andere digitale content; laat staan dat men iedere revisie van een werk wil laten registreren. De blockchain timestamp lijkt dit probleem, gezien de uitkomst van het onderzoek te kunnen ondervangen. Deze kan een onomstotelijk bewijs leveren voor het beschikken over een werk op een bepaalde datum, zonder dat registratie bij een ‘Trusted Third Party’ noodzakelijk is.


Blockchains en auteursrechtregistratie

De technologie van het ‘blockchain timestampen’ bestaat uit een combinatie van een oude en nieuwe technologie. Het ‘timestampen’ van digitaal materiaal werd reeds in 1991 uitgevonden. Daar waar een traditioneel tijdstempel met inkt wordt aangebracht, omvat een digital timestamp simpelweg een digitaal tijdstip dat aan een digitaal document wordt gehecht. Op die wijze kan achteraf worden achterhaald wanneer een document werd gecreëerd of gewijzigd, wanneer een foto of video werd gemaakt etc. Het probleem daarbij is echter dat het document zelf de drager is van het tijdstempel. Een digitaal tijdstempel is met de juiste software eenvoudig in het document te manipuleren en heeft daardoor bewijsrechtelijk gezien weinig waarde.9

In 2008 werd de bitcoin middels een whitepaper aan de wereld gepresenteerd. De achterliggende blockchaintechnologie behelst samengevat een decentraal netwerk waarin allerhande gegevens kunnen worden vastgelegd. Te denken valt aan financiële transacties, eigendomsaktes, logistieke data, medische data etc. Eenmaal in de blockchain opgeslagen data zijn achteraf niet meer te manipuleren. Een dergelijk netwerk kenmerkt zich namelijk doordat die data niet door een centrale autoriteit worden opgeslagen en beheerd. Deelnemers aan het netwerk (de ‘nodes’) houden een soort digitaal grootboek bij, waarin nieuwe transacties eerst door alle nodes dienen te worden goedgekeurd. Bij goedkeuring worden alle afzonderlijke grootboeken weer met elkaar gesynchroniseerd. De blokken van data in het grootboek, zijn op algoritmisch logische wijze aan elkaar verbonden zodat achteraf geen sprake kan zijn van manipulatie van oudere data (vandaar de naam ‘blockchain’). Dit houdt simpel gezegd in dat het netwerk zo is geprogrammeerd dat op ieder block wiskundig gezien slechts één ‘vervolgblock’ past. Wanneer iemand tracht om data in een voorgaand block te manipuleren, dan zullen de andere nodes die modificaties afwijzen omdat het de daarop volgende blocks met data ongeldig zou maken. Eenmaal in de blockchain vastgelegde data zijn dus achteraf technisch gezien onmogelijk te wijzigen.

Blockchain timestamp-systemen maken gebruik van een combinatie van de twee bovenstaande technologieën en worden momenteel wereldwijd uitgerold door commerciële partijen zoals o.a. V-iD en WordProof.10 Laatstgenoemde betreft een Amsterdamse startup die door middel van een door hen ontwikkelde ‘WordPress plugin’ en ‘API’, ongeveer aan een derde van alle websites wereldwijd rechtstreekse toegang verschaffen tot het timestampen van content in de blockchain.11 Daarmee stellen zij auteurs in staat om met één druk op de knop allerhande auteursrechtelijk beschermde werken met bijbehorende titel, auteur en datum vanuit een publicatie-omgeving (zoals WordPress) als hash te versturen naar een blockchain-netwerk. Die ‘hash’ is het resultaat van een wiskundige rekensom, waarbij de originele content door middel van een algoritme wordt omgezet naar een unieke output met een vast aantal karakters. Men verkrijgt zodoende dus een unieke ‘blueprint’ van de originele content. De betreffende hash wordt ondertekend met een geavanceerde elektronische handtekening, doordat gebruik wordt gemaakt van een public-private key paar op basis van het ECDSA-algoritme.12 Zodoende kan de ondertekenaar achteraf ondubbelzinnig bewijzen dat hij de betreffende transactie deed en komt vast te staan dat hij op een bepaalde datum over het werk beschikte. De blockchain maakt registratie bij een ‘Trusted Third Party’ zoals het BBIE of de notaris op die manier dus overbodig. Mocht er in de toekomst sprake zijn van een auteursrechtinbreuk op dat werk, dan kunnen rechthebbenden door middel van een afgegeven certificaat met een verwijzing naar de hash in de blockchain, aantonen dat zij daarover eerder beschikten. De vraag is vervolgens of dergelijk bewijs ook kan worden toegelaten in juridische procedures en hoe bruikbaar dat is in het bewijzen van het auteursrechtelijke makerschap.


Blockchain-bewijs in auteursrechtelijke procedures

Artikel 152 lid 1 Rv stelt dat bewijs kan worden geleverd door alle middelen. De waardering van dat bewijs is volgens het tweede lid aan de rechter overgelaten. Er is dus geen reden, zoals ook het onderzoeksrapport stelt, om aan te nemen dat via de blockchain geleverd bewijs niet zou kunnen dienen als bewijs in juridische procedures. Aangezien in de blockchain ondergebrachte data achteraf niet vallen te manipuleren, kan er voor de rechter weinig twijfel bestaan over de authenticiteit daarvan. Door het gebruik van de geavanceerde elektronische handtekening komt tevens de identiteit van de ondertekenaar vast te staan.

Men kan zich echter afvragen wat de bewijsrechtelijke waarde is van een blockchain timestamp in auteursrechtelijke procedures waarin het makerschap ter discussie staat. Zoals reeds behandeld is het aan de eisende partij om het bewijsvermoeden omtrent het maker schap in een juridische procedure te ontzenuwen. Het probleem is dat registratie op datum van content niet het auteursrecht doet ontstaan. Het timestampen van auteursrechtelijk beschermd materiaal in de blockchain kan daarmee dus niet rechtstreeks het makerschap bewijzen. Zoals Verkade opmerkt heeft registratie dus hoogstens defensief nut. Daarmee kan bewijs worden geleverd dat het geregistreerde object op de registratiedatum bij de betrokkene reeds bekend was.13

Om het bewijsvermoeden uit artikel 4 Auteurswet te weerleggen kan een niet te manipuleren tijdstempel in de blockchain desalniettemin wel zeer behulpzaam zijn. Dat toont immers ondubbelzinnig aan dat men over het werk beschikte op een bepaalde datum. Indien de wederpartij niet kan aantonen dat men eerder over het werk beschikte, kan dit het (afhankelijk van de overige omstandigheden) aannemelijk maken dat men de maker van het werk is. Dit bewijs is des te sterker wanneer de auteursrechthebbende meerdere revisies van het werk in de blockchain heeft ondergebracht. Hoewel registratie van het werk op datum dus niet rechtstreeks kan bewijzen dat men maker is van een werk, levert dit wel een belangrijk ondersteunend bewijs voor die stelling. Men kan zich bovendien afvragen of het theoretisch überhaupt mogelijk is om absoluut bewijs te leveren voor het makerschap van online content. Het is uiteindelijk aan de rechter om zich te laten overtuigen op basis van het aangedragen bewijs van partijen.


Conclusie

Een blockchain timestamp kan onomstotelijk bewijs leveren voor het gegeven dat men beschikte over een werk op een bepaalde datum. De blockchain-transactie kan worden aangemerkt als elektronische akte wanneer gebruik wordt gemaakt van een geavanceerde elektronische handtekening. Daarvan is sprake indien de blockchain gebruik maakt van een private-public key-paar, gebaseerd op een algoritme dat voldoet aan de daarvoor gestelde eisen in artikel 26 eIDAS-verordening. Een dergelijke transactie kan dan gelijk worden gesteld met een schriftelijke onderhandse akte en heeft dwingende bewijskracht. Het tijdstip van ondertekenen is dankzij de achterliggende blockchain-technologie gegeven. Ons burgerlijk procesrecht staat alle bewijsmiddelen toe en ook een blockchain timestamp kan daarom dienen als bewijs in juridische procedures (artikel 152 Rv).

Registratie van een auteursrechtelijk beschermd werk kan echter geen rechtstreeks bewijs leveren voor het auteursrechtelijke makerschap. Dat geldt echter voor zowel traditionele registratiemethoden als voor het timestampen in de blockchain. Het timestampen van content in de blockchain kan desalniettemin wel zeer behulpzaam zijn bij het ontkrachten van het bewijsvermoeden in artikel 4 Auteurswet. Met name is dat het geval wanneer bijvoorbeeld meerdere revisies, concepten, schetsen e.d. zijn vastgelegd in de blockchain. Het is dan voor de rechter aannemelijk dat men het werk heeft geschapen, omdat in beginsel slechts de auteur daarover beschikt. Het grote voordeel is met name gelegen in het feit dat er niet langer een Trusted Third Party nodig is en dat auteurs op eenvoudige wijze al het auteursrechtelijk beschermde werk in alle stadia van ontwikkeling kunnen onderbrengen in de blockchain. Het verwerken en opslaan van de hashes (ofwel: de versleutelde blueprints van het auteursrechtelijk beschermde materiaal) in de blockchain, kan in theorie zelfs volledig geautomatiseerd plaatsvinden op het moment van ‘creatie’. Vooral bedrijven die veel content genereren op internet zullen daarvan in de toekomst profijt hebben. Het wegvallen van een vereiste registratiehandeling bij een derde partij bespaart immers hoge kosten en veel tijd.

De conclusie is dat de blockchain timestamp juridisch gezien een equivalent vormt van traditionele registratiemogelijkheden. Het Nederlandse burgerlijk procesrecht verzet zich ook niet tegen het inbrengen van dergelijk bewijs in juridische procedures. Vanwege het gebruiksgemak en de hoge mate van authenticiteit die deze technologie biedt, ligt het voor de hand dat zich op korte termijn ook in Nederland juridische procedures zullen aandienen waarin dergelijk bewijs ter staving van het auteursrechtelijke makerschap zal worden ingebracht. Hoe de Nederlandse rechter daarmee in de praktijk omgaat zal dan moeten blijken.

 

Mr. A. Schram is recent afgestudeerd en schrijft over Blockchaintechnologie en recht. Dit artikel is verschenen in NJB 2019/2779, afl. 44. 

 

Afbeelding: © Shutterstock

 

  1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2019/08/28/tk-bijlage-blockchain-en-het-recht-def.
  2. Idem, p. 36.
  3. https://www.managingip.com/Article/3894812/Latest-News-Magazine/China-patent-Chinese-courts-respond-positively-to-blockchain-evidence.html.
  4. https://law.justia.com/codes/vermont/2016/title-12/chapter-81/section-1913.
  5. https://www.wipo.int/wipo_magazine/en/2018/01/article_0005.html.
  6. Voor wat betreft het merkenrecht bestaan er echter landen waar een declaratief (of gemengd) stelsel geldt.
  7. Afgezien van de situatie waarin sprake is van een depot te kwader trouw.
  8. De Belastingdienst registreert sinds 2013 enkel nog documenten ten aanzien waarvan registratie wettelijk verplicht is.
  9. Middels het wijzigen van de IPTC en EXIF data.
  10. V-ID: https://www.v-id.org/, WordProof: https://www.wordproof.io/.
  11. Het marktaandeel van het CMS-systeem ‘WordPress’ beslaat 34%. Een derde van alle websites draait dus op deze software.
  12. Dat betreft in technisch opzicht een gelijkwaardig algoritme ten opzichte van het RSA-algoritme.
  13. D.W.F. Verkade, T&C IEcommentaar op art. 4 Aw.
Over de auteur(s)