De appeltechniek in theorie en praktijk

Lees hier de scriptie De appeltechniek in theorie en praktijk van Sander ter Schuur (Masterscriptie Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, begeleiders: mr. Patrick Koerts en prof. mr. dr. Mark Wissink – Cijfer: 9)

Deze scriptie behelst een onderwerp dat als ingewikkeld wordt ervaren: het procesrecht in hoger beroep. De auteur heeft onderzocht wanneer de appelrechter recht van openbare orde ambtshalve moet toetsen. Waar liggen de grenzen? Zijn die duidelijk geformuleerd in wet- en regelgeving? Hoe denkt de appelrechter daar zelf over? Sluiten theorie en praktijk op elkaar aan? De auteur beantwoordt deze vragen aan de hand van de Richtlijn oneerlijke bedingen, die is omgezet in afdeling 6.5.3 BW. Oneerlijke bedingen zijn algemene voorwaarden die nadelig zijn voor de consument. De Europese wetgever heeft de consument willen beschermen en die bescherming werkt ontegenzeggelijk door in het Nederlandse procesrecht. 
De scriptie bestaat uit drie delen. Het eerste deel geeft het Nederlandse procesrecht in hoger beroep weer. Hierin komen de artikelen 23, 24 en 25 Rv afzonderlijk en in onderlinge samenhang naar voren. Ook wordt de rechtsvorming door de Hoge Raad uitgediept. In het tweede deel staat het ‘Europese procesrecht’ centraal. De auteur beschrijft vier beginselen uit het Unierecht, legt de betekenis van de Richtlijn oneerlijke bedingen uit en analyseert Unierechtspraak over ambtshalve toetsing. In het derde en laatste deel van de scriptie verschuift de aandacht naar empirisch onderzoek. Hoe toetst de Nederlandse appelrechter oneerlijke bedingen in de praktijk? Eerst zet de auteur het bestaand onderzoek uiteen. Er blijkt opvallend weinig onderzoek naar dit onderwerp te zijn gedaan. Door interviews met appelrechters van verschillende gerechtshoven geeft de auteur eigenhandig weer hoe de ‘appeltechniek’ er in de praktijk uitziet. De auteur concludeert dat de appeltechniek zowel in theorie als in praktijk tegenstrijdige trekken vertoont. De verschillen tussen eerste aanleg en hoger beroep zijn groot. In zijn conclusie beantwoordt de auteur de vraag wie zwaardere eisen stelt aan ambtshalve toetsing: de Hoge Raad of het HvJ EU? 

Over de auteur(s)