
Compensatieregelingen voor beroepsziekten worden op relatief grote schaal ad hoc in het leven geroepen door zowel de overheid als werkgevers (zonder erkenning van aansprakelijkheid) in Nederland. Inmiddels bestaan er onder meer regelingen voor chroom-6, asbest, langdurige covid, gevaarlijke stoffen, stoflongen en politiemedewerkers. Het is de zoveelste ‘verschuiving’ in de geschiedenis van schadeverhaal bij beroepsziekten. Net als bij de andere verschuivingen, zijn ook deze regelingen bedoeld om rechtvaardigheid te bewerkstelligen voor benadeelden.
In het proefschrift van Marlou Overheul is onderzocht hoe de rechtspositie van de benadeelde partij in een compensatieregeling voor beroepsziekten zich verhoudt tot (die in) het aansprakelijkheidsrecht, en in hoeverre die rechtspositie als rechtvaardig wordt ervaren door benadeelden. Uit het onderzoek volgt dat anders dan het aansprakelijkheidsrecht, compensatieregelingen voor beroepsziekten niet gegrond zijn in een corrigerende vorm van rechtvaardigheid waaruit een juridisch afdwingbare plicht tot schadevergoeding voortvloeit. Zij lijken daarentegen wel voort te vloeien uit een niet-afdwingbare verplichting die gevoeld wordt om ook een bepaalde vorm van ‘rechtvaardigheid’ te bewerkstelligen. Hiermee wordt uiting gegeven aan een meer sociale, distributieve vorm van rechtvaardigheid. Aan de hand van kwalificaties die aan compensatieregelingen voor beroepsziekten worden gegeven, zoals ‘ex gratia’ en ‘no-fault’, is geprobeerd meer duiding te geven aan compensatieregelingen voor beroepsziekten. Ook werd onderzocht of een compensatieregeling kan worden aangemerkt als een voldoening aan een natuurlijke verbintenis in de zin van art. 6:3 BW. In de kern is van belang dat de rechtspositie van de benadeelde partij op het eerste oog wordt versterkt doordat compensatieregelingen in het leven worden geroepen. Maar de rechtspositie van de benadeelde verschilt ook per regeling. Zo worden verschillende voorwaarden voor toekenning van de uitkeringen gehanteerd. De toegekende uitkeringen verschillen in de te vergoeden posten (immaterieel of materieel), maar ook in de hoogte (variërend van € 5.000 - € 50.000). Dit alles is van invloed op een aansprakelijkheidsrechtelijke procedure. Zo heeft het arrest van de Hoge Raad van 3 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1806, het Defensie-arrest) laten zien dat het verkrijgen van een uitkering op grond van een compensatieregeling kan bijdragen aan het vaststellen van het condicio-sine-qua-non-verband. Daarnaast, zo betoogt Overheul, speelt bij een uiteindelijke schadevergoeding het leerstuk van voordeelstoerekening (art. 6:100 BW) een rol. Dat de rechtspositie verschilt per regeling, is ook van invloed op de rechtvaardigheidsbeleving van benadeelden. Om die rechtvaardigheidsbeleving te onderzoeken, sprak Overheul met 58 benadeelden die een uitkering kregen op grond van de chroom-6-regelingen opgesteld door de Gemeente Tilburg e.a. en het Ministerie van Defensie. Deze benadeelden voelden zich onrechtvaardig behandeld, omdat zij inspraak misten, zij misten het om gehoord te worden. ‘Je kunt het net zo goed tegen een muur vertellen’ zo zei een respondent. Ook vonden zij het uitkeringsbedrag vaak te laag (‘Het is wisselgeld’). Benadeelden van de Tilburg-regeling, vergeleken hun uitkomst met de Defensie-regeling en andersom. Beide partijen vonden dat zij slechter af waren dan de ander. De schadeafhandeling ervaarden zij niet als neutraal (‘De slager keurt zijn eigen vlees’). Ook rapporteerden de benadeelden een lage mate van vertrouwen in de voormalig werkgever. Dit alles zorgde ervoor dat de benadeelden soms juist naar de rechter wilden, terwijl de regelingen eigenlijk zijn opgesteld om dit te voorkomen. Deze bevindingen uit het interviewonderzoek, vonden bevestiging in het vragenlijstonderzoek (N = 135).
In het proefschrift zijn ook aanbevelingen gedaan voor de weg vooruit. Deze aanbevelingen zijn van toepassing op ofwel de voortzetting van het huidige systeem, ofwel op de overstap naar een ‘nieuw’ systeem. Hieronder een drietal aanbevelingen. Voor beide opties is het waarborgen van de ervaren rechtvaardigheid van benadeelden van belang. (1) Zorg dat benadeelden inspraak hebben, zich gehoord voelen, zorg voor een neutrale schadeafhandeling, geef de benadeelden een uitkomst die hun verlies aan verdienvermogen en pensioenopbouw kan dekken. (2) Zorg dat er een beroepsziektelijst komt. Dit kan in het huidige systeem benadeelden helpen bij het bewijzen van het causaal verband, tussen blootstelling en ziekte, maar zorgt er ook voor dat een eventueel nieuw systeem kan worden afgebakend en uitgevoerd. En mocht Nederland inderdaad kiezen voor een ‘nieuw’ systeem, dan wordt (3) aanbevolen dat de TSB-regeling voor gevaarlijke stoffen, zou kunnen worden verruimd met een uitgebreidere beroepsziektelijst.
Overheul promoveerde op 17 april 2025 aan de juridische faculteit van de Universiteit Utrecht. Promotores waren prof. mr. dr. Rianka Rijnhout en prof. dr. Kees van den Bos.
Marlou Overheul
Compensatieregelingen voor beroepsziekten. Een empirisch-juridisch onderzoek naar ervaren rechtvaardigheid en de relatie met het aansprakelijkheidsrecht
Boom juridisch 2025, 352 p. € 72
ISBN 978 94 6212 110 2