Wetsvoorstel (16-05-2025) tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 om werkelijke inkomsten uit bezittingen en schulden in box 3 te belasten (Wet werkelijk rendement box 3)

—De kern van het wetsvoorstel is om inkomstenbelasting over box 3 te gaan heffen op basis van het werkelijk behaalde rendement. In box 3 valt vermogen dat is verkregen uit sparen en beleggen. Het huidige ­forfaitaire (fictieve) systeem is voor zowel belastingplichtigen als de Belastingdienst eenvoudiger. Maar een belasting over het werkelijke inkomen uit vermogen vindt het kabinet rechtvaardiger dan het forfaitaire regime omdat het beter aansluit bij de werkelijke draagkracht van een belastingplichtige. Voor het berekenen van het werkelijke rendement zijn meer gegevens van de belastingplichtige nodig ten opzichte van het huidige stelsel. Deze worden net als nu zoveel mogelijk vooraf ingevuld met gegevens van Nederlandse financiële instellingen.

Vermogensaanwasbelasting

Het rendement waarover belasting wordt betaald, bestaat uit het directe rendement en het indirecte rendement. Onder het directe rendement valt rente, huur en dividend met aftrek van kosten. Het indirecte rendement bestaat uit de positieve of negatieve waardeontwikkeling van bijvoorbeeld aandelen of vastgoed. De waardeontwikkeling wordt jaarlijks belast met een vermogensaanwasbelasting. Alleen de waardeontwikkeling van onroerende zaken en aandelen in startups wordt pas belast bij verkoop met een vermogenswinstbelasting. Daarnaast wordt er gewerkt met een nieuwe definitie voor startups, die beter aansluit bij de atypische aspecten van dit type bedrijven. Als er sprake is van een verlies, dan mogen de verliezen verrekend worden met box 3-inkomen uit toekomstige jaren. De eigen woning blijft in box 1.

Kerstarrest

Mede-aanleiding voor het wetsvoorstel is Hoge Raad 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1963). De HR oordeelde in dit zgn. Kerstarrest dat het box 3-stelsel in strijd is met het eigendomsrecht en discriminatieverbod van het EVRM in de gevallen waarin het werkelijk behaalde rendement lager is dan het forfaitair berekende rendement. Als reactie hierop is de Wet rechtsherstel box 3 met een aangepast forfaitair stelsel ingevoerd voor de jaren 2017-2022.

Omdat invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement een aantal jaren voorbereiding vergt, is na het Kerstarrest voor de tussenliggende jaren een door de Overbruggingswet box 3 aangepast forfaitair box 3-stelsel ingevoerd in de Wet IB 2001. In juni 2024 heeft de HR geoordeeld dat dit aangepaste forfaitaire stelsel nog steeds in strijd is met het EVRM. De HR introduceerde ook een tegenbewijsregeling voor box 3. Er is een separaat wetsvoorstel ingediend waarin deze tegenbewijsregeling is opgenomen die zal gelden in de tussenliggende jaren tot de invoering van een stelsel op basis van werkelijk rendement (Kamerstukken 36706).

Invoeringsdatum

De beoogde invoeringsdatum van het nieuwe stelsel is 1 januari 2028. Om dit te halen moet het wetsvoorstel uiterlijk 15 maart 2026 door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Dit is nodig om banken en verzekeraars voldoende tijd te geven om hun software aan te passen voor het nieuwe stelsel. De nieuwe definitie voor startups wordt via een nota van wijziging verwerkt in het voorstel.

Kamerstukken