Wetsvoorstel (15-08-2025) tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het optimaliseren van procedures bij de huurcommissie (Wet toekomstbestendige huurcommissie)
—Het wetsvoorstel moet de Huurcommissie beter in staat te stellen haar uit de wet voortvloeiende taken doeltreffend uit te blijven voeren en om huurders en verhuurders beter van dienst te kunnen zijn. Het voorstel geeft opvolging aan de aanbevelingen uit een aantal evaluatieonderzoeken waar de Huurcommissie de afgelopen jaren het onderwerp van was. Daarnaast moet het wetsvoorstel knelpunten in wet- en regelgeving wegnemen die door de Huurcommissie worden ervaren.
Governance
Het voorstel bevat wijzigingen in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw) op het gebied van de governance van de Huurcommissie. Deze zien onder andere op het introduceren van een flexibele schil van zittingsvoorzitters, de functie van de plaatsvervangend voorzitter van het bestuur van de Huurcommissie, de benoemingswijze van zittingsleden, de benoemingstermijn van leden van de Raad van Advies en het uitbreiden van de mogelijkheden voor het wraken van leden van de zittingscommissies.
Geschilprocedures
Het voorstel bevat de volgende maatregelen om de balans te verbeteren tussen enerzijds het belang van een snelle uitspraak en anderzijds de kwaliteit van de uitspraak en de rechtvaardigheid van de procedure:
- De termijn voor het doen van een voorzittersuitspraak wordt verlengd van vier tot zes weken.
- De termijn voor het aantekenen van verzet wordt verlengd van drie naar zes weken.
- De Huurcommissie krijgt de mogelijkheid om de termijn voor behandeling van een zaak tijdelijk op te schorten als zij aanvullende stukken nodig heeft om een uitspraak te doen.
- De verplichting voor de Huurcommissie tot terugbetaling van het legesvoorschot wordt geschrapt voor verzoeken die door de huurder worden ingetrokken. Voor verzoeken van verhuurders blijft deze verplichting in stand.
- De ingangsdatum van de uitspraak wordt leidend voor de ingangsdatum van de splitsing van een all-in-prijs in een kale huurprijs en een voorschotbedrag voor servicekosten en nutsvoorzieningen.
- Geschillen over de jaarafrekening voor servicekosten worden uit de lijst met procedures waarin de Huurcommissie ambtshalve de all-in prijs kan splitsen.
- De mogelijkheid om te procederen met een ‘klacht inzake gedraging verhuurder’ wordt geschrapt.
- Ook huurverhogingen op grond van een beding in een contract in het laagsegment kunnen voortaan door de huurder aan de Huurcommissie worden voorgelegd.
- Huurverhogingen op grond van een beding (in het laag- of middensegment) kunnen niet meer worden doorgevoerd indien sprake is van een door de Huurcommissie geconstateerd gebrek in de woning dat tot tijdelijke huurverlaging heeft geleid.
- Voordat huurders een procedure starten over huurprijsverlaging op grond van gebreken, moeten zij de verhuurder schriftelijk in kennis stellen van die (vermeende) gebreken.
- Per ministeriële regeling kunnen regels gesteld gaan worden omtrent de stukken die een huurder moet aanleveren bij het starten van een procedure over gebreken.
- Het formulier inzake servicekostengeschillen zal niet langer bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Verhuurders moeten de servicekosten gaan opnemen in een door de Huurcommissie beschikbaar gesteld formulier.