Wetsvoorstel (08-07-2025) houdende regels met betrekking tot de handhaving in de sociale zekerheid om meer passend handhaven mogelijk te maken (Wet handhaving sociale zekerheid)

—Het wetsvoorstel introduceert een nieuw wettelijk handhavingskader voor alle socialezekerheidswetten. Dit kader is erop gericht om evenredig handhaven in grotere mate mogelijk te maken, met de menselijke maat als uitgangspunt. Evenredig handhaven wil zeggen dat niet kan worden volstaan met een standaardboete of maatregel in reactie op een overtreding, maar dat per geval een moet worden afgewogen welke reactie passend is. De menselijke maat houdt onder meer het recht op vergissen in: een fout leidt niet meer automatisch tot een straf.

Vertrouwen

Het voorstel moet uitvoerders meer ruimte geven voor maatwerk en om uit te gaan van vertrouwen. Zo kunnen zij zich richten op het voorkomen van overtredingen of vergissingen in plaats van direct te straffen. Het wetsvoorstel introduceert de waarschuwing als sanctie zonder financiële gevolgen en regelt dat bij niet-nakoming van meewerk- of inlichtingenplicht de uitkeringsinstantie kan kiezen tussen een waarschuwing of een maatregel of boete. Uitkeringsinstanties worden verplicht bij een overtreding de betrokkene over de naleving van het overtreden voorschrift te informeren.

Bestuurlijke boete gemaximeerd

De hoogte van de bestuurlijke boete wordt gemaximeerd op het bedrag van de tweede categorie in plaats van op het volledige benadelingsbedrag zoals in de bestaande regeling. Bij recidive wordt dit maximaal het bedrag van de derde categorie. Het voorstel regelt ook de bevoegdheid van de uitkeringsinstantie om op verzoek van degene aan wie een boete is opgelegd, de bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

Terugvorderingsbeleid

Een uitkeringsinstantie zal afzien van terugvordering van een onverschuldigde betaling:

  • voor zover die het gevolg is van fouten van de uitkeringsinstantie, tenzij het aan belanghebbende redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag een uitkering werd verstrekt;
  • voor zover die verband houdt met feiten of omstandigheden die door de betrokkene bij de uitkeringsinstantie zijn gemeld en die ten tijde van de onverschuldigde betaling al langer dan zes maanden bij de uitkeringsinstantie bekend waren.

De terugkijktermijn van terugvorderingen van onterecht ontvangen uitkeringen wordt ingekort van twintig naar vijf jaar.

Het voorstel bevat een delegatiegrondslag om bij ministeriële regeling te kunnen bepalen dat de uitkeringsinstantie geheel of gedeeltelijk kan afzien van terugvordering indien sprake is van buitengewone omstandigheden en dit voor een doelmatige uitvoering nodig is.

Kamerstukken