Wetsvoorstel (04-10-2025) tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake het verbod op voorrang voor vergunninghouders (Wet nieuwe regels inzake huisvesting vergunninghouders)

—Het wetsvoorstel schrapt de mogelijkheid voor gemeenten om statushouders (aangeduid als vergunninghouders) voorrang te geven op sociale huurwoningen op grond van het feit dat ze statushouder zijn. Statushouders zijn asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben gekregen en dus in Nederland mogen blijven. Met de maatregel wil het kabinet statushouders dezelfde positie geven als andere woningzoekenden. Zij moeten net als andere woningzoekenden voldoende wachttijd opbouwen om in aanmerking te komen voor een woning. Ook het kopen of huren van een woning buiten de sociale huur is een optie volgens het kabinet, net als woningdelen, hospitahuur of tijdelijk intrekken bij familie of vrienden. Het wetsvoorstel maakt deel uit van een pakket maatregelen om de asielinstroom te beperken en de druk op de opvang te verlichten.

Financiële steun aan gemeenten

Om woningdelen te stimuleren en de uitstroom uit opvanglocaties te versnellen, krijgen gemeenten in het eerste jaar na inwerkintreding nog één jaar de mogelijkheid om statushouders voorrang te geven bij de toewijzing van kamers of gedeelde woonruimte. Verder ondersteunt het Rijk gemeenten met verschillende financiële regelingen.

Kritiek Raad van State

Het kabinet heeft het voorstel ingediend bij de Tweede Kamer ondanks flinke kritiek erop van de Afdeling Advisering van de Raad van State. De Afdeling constateert dat vergunninghouders een ongunstige uitgangspositie hebben op de woningmarkt. Het wetsvoorstel ontneemt gemeenten de mogelijkheid om deze achterstand met een voorrangsregeling te compenseren. Als een instrument voor ongelijkheidscompensatie voor één bepaalde groep wordt ingetrokken, terwijl die groep zich niet in een gelijke uitgangssituatie bevindt, leidt dit tot ongelijke behandeling.

De regering kondigt maatregelen aan om de positie van vergunninghouders op de woningmarkt te verbeteren en hen in een gelijke startpositie te brengen als andere woningzoekenden. De Afdeling acht het echter onrealistisch om te verwachten dat deze maatregelen tijdig effect zullen hebben. Vergunninghouders blijven daardoor op achterstand staan. Hierdoor komt het wetsvoorstel in strijd met het door de Grondwet gewaarborgde recht op gelijke behandeling. Onder de Huisvestingswet 2014 hebben gemeenten beleidsvrijheid als het gaat om het bepalen van urgentiecategorieën. Het gevolg van de nu voorgestelde regeling is dat gemeenten helemaal niet meer kunnen beslissen om vergunninghouders als groep voor voorrang in aanmerking te brengen, terwijl zij daar bij uitstek toe in staat zijn. Het voorstel maakt het voor gemeenten bovendien zeer moeilijk om te voldoen aan de wettelijke taakstelling om vergunninghouders te huisvesten.

Reactie minister

De Minister van VRO schrijft in reactie dat het recht op gelijke behandeling, zoals vervat in onder meer artikel 1 Gw, in de eerste plaats betekent dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Het recht op gelijke behandeling gaat niet zo ver dat er ten aanzien van huisvesting resultaatverplichtingen voor de overheid zijn om gelijke uitkomsten in alle individuele gevallen te garanderen.

Kamerstukken