Initiatiefwetsoorstel (07-03-2019) tot wijziging van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen in verband met de invoering van een certificaat als bewijs dat vrouwen en mannen gelijk loon ontvangen voor arbeid van gelijke waarde (Wet gelijke beloning van vrouwen en mannen)
—De initiatiefnemers (Ploumen, Özütok, Jasper van Dijk en Van Brenk) beogen een radicale verandering te bewerkstelligen ten aanzien van het probleem rond ongelijke beloning. Niet langer de werknemer moet verantwoordelijk zijn om loondiscriminatie te constateren en aan te kaarten, maar de werkgever krijgt in dit voorstel de plicht te laten zien dat in de onderneming gelijk loon voor gelijk werk wordt geboden.
Het wetsvoorstel bevat meerdere instrumenten. Een belangrijke wijziging is dus dat het aanvoeren van feiten die een onderscheid doen vermoeden niet meer bij de werknemer is neergelegd maar bij de werkgever. Door werkgevers te verplichten aan te tonen dat in de onderneming gelijk loon voor gelijk werk wordt betaald, verschuift het probleem van het individu naar het collectief. Vrouwen staan dan niet meer alleen tegenover vaak machtigere werkgevers. De positie van werknemers wordt daarnaast versterkt door hen te allen tijde op verzoek het recht van inzage te geven in het salaris van collega’s in dezelfde of vergelijkbare functies.
De verschuiving van de bewijslast naar de werkgever wordt – net als in IJsland – vormgegeven via een certificeringssysteem. Grote ondernemingen dienen een certificaat te verkrijgen waaruit blijkt dat zij vrouwen en mannen gelijk belonen. Dat houdt in dat vrouwen en mannen in dezelfde functie voor hetzelfde aantal uur, gelijk beloond worden. De certificering wordt gedaan door een onafhankelijke instantie. Het certificaat dient elke drie jaar vernieuwd te worden. Welke ondernemingen een certificaat hebben, is openbare informatie en wordt gepubliceerd op de website van de certificeringsinstantie.
De Inspectie SZW zal toezicht houden. Wanneer een werkgever zich niet aan deze wet houdt, kan de inspectie SZW in het uiterste geval een bestuurlijke boete opleggen van de vijfde categorie, met de mogelijkheid van boeteverhoging in geval van recidive. Er wordt hiermee aangesloten bij het systeem van boeteoplegging, zoals opgenomen in de arbeidsomstandighedenwetgeving.
Individuen die vermoeden dat er sprake is van ongelijke beloning, kunnen zich wenden tot het College voor de Rechten van de Mens om een klacht in te dienen. Voordat een werknemer zich met een klacht kan wenden tot het College dient hij of zij zich eerst met de klacht te wenden tot de desbetreffende ondernemer. De ondernemer heeft twee maanden de tijd om de klacht af te handelen. Als de ondernemer de klacht niet binnen deze termijn heeft afgehandeld of naar het oordeel van de werknemer niet naar behoren heeft afgehandeld, kan de werknemer de klacht indienen bij het College. Ook kan de werknemer direct bij het College een klacht indienen als in de desbetreffende onderneming helemaal geen klachtenregeling bestaat.
Naast de certificering dient de werkgever in het jaarverslag informatie te verstrekken over de omvang van de verschillen in beloning tussen vrouwelijke en mannelijke werknemers. Als er sprake is van ongelijke beloning van vrouwen en mannen dient dit te worden toegelicht en verklaard in het jaarverslag. Ook moet in dat geval in het jaarverslag worden aangegeven hoe de beloningsverschillen kleiner gemaakt zullen worden. Op deze wijze kan de Ondernemingsraad hierop toezien.
Om ook vanuit de politiek druk uit te kunnen blijven oefenen krijgt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de wettelijke taak om het parlement elke twee jaar te informeren over de ontwikkelingen van de loonkloof in Nederland, de verwachtingen en welk beleid er op dit gebied wordt ontwikkeld om de beloningsverschillen te verkleinen.