Wetsvoorstel (13-05-2025) tot wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten vanwege aanpassing van de Regeling dienstverlening aan huis (Wet aanpassing Regeling dienstverlening aan huis)
—Dit wetsvoorstel beoogt de rechten van pgb-zorgverleners werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor minder dan vier dagen per week in lijn te brengen met de rechten van werknemers die niet onder de Regeling dienstverlening aan huis (Rdah) vallen. Dit betreft zowel rechten in het kader van de sociale zekerheid als in het kader van de overige rechten die in de Rdah worden beperkt, zoals loondoorbetaling bij ziekte, verlofregelingen, scholing, ontslag en de Wet flexibel werken.
Discriminatie van vrouwen
Aanleiding voor het wetsvoorstel is een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de verzekeringsplicht van zorgverleners die uit een persoonsgebonden budget (pgb) worden betaald (ECLI:NL:CRVB:2023:481). Deze zorgverleners, die met een arbeidsovereenkomst op doorgaans minder dan vier dagen per week werken in het huishouden van een natuurlijk persoon, mogen volgens de uitspraak niet worden uitgesloten van de verplichte verzekering voor de Werkloosheidswet. Het uitsluiten van deze groep levert indirecte discriminatie van vrouwen op, omdat de uitzonderingsbepaling een aanzienlijk hoger percentage vrouwen dan mannen treft. De uitzonderingsbepaling is daarmee in strijd met artikel 4 van Richtlijn 79/7/EEG betreffende het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (de Derde Richtlijn). Dit is volgens de Europese rechtspraak alleen toelaatbaar als de uitzonderingsbepaling objectief gerechtvaardigd is vanuit niet-discriminerende overwegingen.
Uitzonderingsbepaling legitiem maar niet nodig
De Regeling dienstverlening aan huis (Rdah), waar de uitzonderingsbepaling deel van uitmaakt, beoogt de arbeidsmarkt voor persoonlijke dienstverlening te stimuleren en illegale arbeid te voorkomen. Dit zijn naar het oordeel van de CRvB legitieme doelstellingen. In het geval van pgb-dienstverlening acht de Raad het gekozen middel om dat doel te bereiken echter niet geschikt en noodzakelijk. Het betreft namelijk publiek gefinancierde dienstverlening, waar het risico op zwart werken en achterblijvende werkgelegenheid nagenoeg nihil is. Bovendien kan de SVB bij de administratieve verplichtingen van de werkgever (de natuurlijk persoon) ondersteunen. In de meeste gevallen is dat zelfs verplicht.
Aanpassing WW, ZW en Wet Wia
De Raad onder heeft niet alleen geoordeeld dat de pgb-zorgverlener niet mag worden uitgesloten van de verplichte WW-verzekering, maar ook dat UWV de gewerkte jaren als pgb-zorgverlener alsnog moet opnemen in het arbeidsverleden. Naar analogie van de uitspraak geldt dat ook voor de overige werknemersverzekeringen, zoals de Ziektewet en de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De huidige wetgeving is niet in lijn met deze uitspraak, het wetsvoorstel past deze wetgeving hierop aan.