Initiatiefwetsvoorstel (14-04-2025) tot wijziging van de Wet openbare manifestaties in verband met het beperken van gebedsoproepen
—De initiatiefnemers Flach en Eerdmans willen met hun voorstel bereiken dat gebedsoproepen niet meer met geluidsversterking gedaan mogen worden. Zij zien binnen de constitutionele kaders ruimte voor deze wetswijziging. Het wetsvoorstel betekent dat alle godsdienstige en levensbeschouwelijke groepen op gelijke voet gebruik kunnen maken van onversterkte uitingen, zoals klokgelui en gebedsoproepen.
Connexe recht van geluidversterking
De initiatiefnemers schrijven in de memorie van toelichting onder meer dat de regering van mening is dat het oproepen tot gebed door religieuze gezangen of klokgelui onder de godsdienstvrijheid valt. Gebruikmaking van geluidsversterkende apparatuur wordt gezien als een aan dit grondrecht verbonden (connex) recht, een begrip dat in de jurisprudentie is ontwikkeld (zie o.a. ECLI:NL:RVS:1996:AN5002 en ECLI:NL:RVS:2010:BM0191). Een eventuele beperking van zo’n connex recht – en dus ook van de versterkte gebedsoproep – mag geen betrekking hebben op de inhoud hiervan of het recht illusoir maken, en moet noodzakelijk en proportioneel zijn, zo antwoordde de minister van BZK in december 2024 op Kamervragen van initiatiefnemers.
Klokgelui verschilt van versterkte oproep
De initiatiefnemers stellen dat klokgelui niet hetzelfde is als de versterkte gebedsoproep. Zij zien binnen het constitutionele recht langs twee lijnen ruimte om recht te doen aan verschillen tussen uitingsvormen van godsdienstige oproepen in de openbare ruimte: op grond van het EVRM en via de grondwettelijke kaders en de relatie tot artikel 10 van de WOM.
EVRM
Ten aanzien van het EVRM schrijven initiatiefnemers onder meer dat een cultuur van soberheid het beste past bij de opdracht om, zoals het EHRM verwoordt, de belangen van verschillende groepen in de samenleving te verzoenen. Het is met het oog op deze opdracht noodzakelijk een correctie aan te brengen op een te vrijblijvende houding van de wetgever die bezwaren tegen het karakter van versterkte gebedsoproepen miskent.
Wet openbare manifestaties
In het beleid van de gemeente inzake geluidsversterking, gebaseerd op art. 10 WOM kan vaak rekening gehouden worden met de locatie. Dat is bij gebedsoproepen echter niet zo, aangezien deze op vaste, bestaande locaties te horen zijn. Volgens de huidige jurisprudentie zou mogelijk enkel bij de keuze voor moskeeën op een nieuwe locatie rekening gehouden kunnen worden met een gebedsoproep; de gemeente zou dan ruimere mogelijkheden hebben om de vrijheid van godsdienst te beperken. Dat vinden de initiatiefnemers niet toereikend. In afwijking van het door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beschreven afwegingskader voor geluidsversterking menen de initiatiefnemers dat in deze specifieke situatie het uitsluiten van geluidsversterking wel toelaatbaar is. Vanwege de fundamentele aard van die keuze vinden de initiatiefnemers het, gelet op artikel 6 lid 1 Grondwet noodzakelijk dat de wetgever die keuze maakt en niet de gemeente.