Wet van 04-12-2024, Stb. 2025, 422 en inwerkingtredingsbesluit van 04-12-2026, Stb. 2025, 423

Wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel

—Om voor alle uitvoerende partijen een zorgvuldige, beheerste transitie naar het nieuwe pensioenstelsel beter mogelijk te maken, regelt deze wet dat de transitie met in beginsel één jaar wordt verlengd. Door de transitieperiode met een jaar te verlengen ontstaat er meer ruimte voor uitvoerende partijen om de werkzaamheden te spreiden, waardoor de druk afneemt en een zorgvuldige transitie voor iedereen mogelijk is. Een tweede doel van deze wet is ervoor te zorgen dat de regering tijdig kan ingrijpen wanneer een verdere verlenging van de pensioentransitie onverhoopt noodzakelijk blijkt te zijn. Als zou blijken dat de transitieperiode nogmaals verlengd moet worden, en de transitieperiode zou op dat moment alleen via een wetswijziging aangepast kunnen worden, kan onvoldoende snel (wettelijke) zekerheid worden geboden aan alle partijen. Dat kan leiden tot onwenselijke gevolgen voor uitvoerende partijen en uiteindelijk burgers. Om dit te voorkomen worden de verschillende transitiedata verplaatst naar een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Met het overhevelen naar een AMvB is de wetgevingsprocedure korter, maar blijft het wel een zorgvuldig proces met onder meer besluitvorming in de ministerraad en advisering door de Afdeling. Door dit in een AMvB onder te brengen kan beter worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen en kan tijdig worden ingegrepen als uit de monitoring van de transitie blijkt dat het extra jaar onvoldoende is om het proces zorgvuldig te doorlopen. De beide Kamers van de Staten-Generaal blijven betrokken bij de besluitvorming door middel van een voorhangprocedure.

Inwerkingtreding op 1 januari 2026.

Kamerstukken