Wet van 29 oktober 2025, Stb. 2025, 333

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met verdere versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II)

—Deze wet strekt tot aanpassing van bestaande wetgeving, ter versterking van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze wet is een opvolger van de Wet versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit (Stb. 2021, 544). Er wordt met onderhavige wet een groot aantal wijzigingen ingevoerd, onder meer voor het strafbaar stellen van het opzettelijk toerusten of inrichten van een vervoermiddel met een verborgen ruimte of het voorhanden hebben van een vervoermiddel in de wetenschap dat deze met een verborgen ruimte is ingericht. Ook zijn de bestraffingsmogelijkheden van bepaalde delicten uitgebreid. Voor enkele strafbare feiten die ondermijnend zijn voor de samenleving wordt de boetecategorie verhoogd en wordt de ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5°, van het Wetboek van Strafrecht genoemde rechten mogelijk gemaakt. Andere aanpassingen zijn de een verruiming van de maatregel tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en het mogelijk maken dat financiële transacties tijdelijk worden tegengehouden op verzoek van de Financiële inlichtingen eenheid. De rekeninghouder moet hierover binnen 24 uur worden geïnformeerd door de bank die gehoor geeft aan een dergelijk verzoek van de FIU.

Verder krijgt het openbaar ministerie in de Ow, de Wed en de Wwm de mogelijkheid conservatoir beslag te leggen op vermogensbestanddelen, tot bewaring van het recht van verhaal voor een terzake van het misdrijf op te leggen maatregel kostenverhaal. Verder worden enkele wijzigingen ingevoerd met betrekking tot een efficiënte en doelmatige afdoening van ondermijningszaken in de strafrechtsketen. Hiertoe dient ook het Wetboek van Strafvordering te worden aangepast.

De wet wijzigt voorts – op twee punten – de wettelijke regelingen over de wraking van rechters. Allereerst wordt voorzien in de mogelijkheid van een vereenvoudigde en versnelde behandeling van wrakingsverzoeken die kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn. Daarnaast wordt voorzien in een wettelijke waarborg waarmee de rechter na een ingediend wrakingsverzoek nog beslissingen kan nemen die geen uitstel dulden.

De wet moet binnen vijf jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Kamerstukken