Wet van 20-03-2024, Stb. 2024, 59 en inwerkingtredingsbesluit van 25-03-2024, Stb. 2024, 61

Wet van 20 maart 2024 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en andere wetten in verband met de modernisering van de strafbaarstelling van verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet seksuele misdrijven)

—Deze wet vervangt in het Tweede Boek van Wetboek van Strafrecht de huidige Titel XIV ‘Misdrijven tegen de zeden’ door een nieuwe Titel XIV ‘Seksuele misdrijven’. Hierin wordt de strafrechtelijke aansprakelijkheid geregeld voor verschillende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag die een ernstige aantasting vormen van de lichamelijke en seksuele integriteit. In de nieuwe Titel ‘Seksuele misdrijven’, die is toegesneden op veelvoorkomende verschijningsvormen, wordt beschreven welk gedrag onder welke omstandigheden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid leidt. Als seksuele misdrijven worden aangemerkt verschillende gedragingen die worden gekenmerkt door het feit dat sprake is van onvrijwillig, ongelijkwaardig of ongewenst seksueel contact. Uitgangspunt is dat gedragingen in de offline wereld en in de online wereld die op soortgelijke wijze een aantasting vormen van de lichamelijke en seksuele integriteit van een slachtoffer even strafwaardig zijn. Op onderdelen wordt de omvang van de strafrechtelijke bescherming uitgebreid en gemoderniseerd. De nieuwe titel voorziet in bij de maatschappelijke realiteit aansluitende strafbepalingen en bevat verschillende van elkaar te onderscheiden delicten die een wettelijke ingang voor strafbaarheid bieden. Achtereenvolgens worden strafbaar gesteld: schuldaanranding, opzetaanranding en gekwalificeerde opzetaanranding, schuldverkrachting, opzetverkrachting en gekwalificeerde opzetverkrachting, aanranding en gekwalificeerde aanranding en verkrachting en gekwalificeerde verkrachting in drie verschillende leeftijdscategorieën, seksuele benadering van kinderen, kinderpornografie, het bijwonen van een kinderpornografische voorstelling, aanstootgevend gedrag, dierenpornografie en het verrichten van seksuele handelingen met een dier. Naast strafbaarstellingen bevat de nieuwe titel bepalingen waarin definities, strafverzwaringsgronden en de bijkomende straffen zijn opgenomen. Drie huidige misdrijven tegen de zeden die minder of geen verband houden met de bescherming van de lichamelijke en seksuele integriteit, maar meer met het bestrijden van publieke wanordelijkheden (pornografie, toedienen van een bedwelmende drank en schadelijke visuele weergave tonen aan kinderen) keren niet terug in de nieuwe titel en worden met onderhavige wet overgeheveld naar het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht Titel V ‘Misdrijven tegen de openbare orde’. Die nieuwe titel bevat evenmin het misdrijf van vormen van kinderverwaarlozing (artikel 253 Sr); de daarin vervatte gedragingen vallen al onder het bereik van mensenhandel (artikel 273f Sr). De enige overtreding betreffende de zeden is, omdat het geen verband houdt met de bescherming van de lichamelijke en seksuele integriteit, verplaatst naar het Derde Boek van het Wetboek van Strafrecht, Titel II ‘Overtredingen betreffende de openbare orde’. In het Derde Boek vervalt Titel VI ‘Overtredingen betreffende de zeden’.

In de nieuwe Titel ‘Seksuele misdrijven’ wordt de strafrechtelijke bescherming tegen seksueel geweld verruimd. De huidige delicten aanranding en verkrachting worden vervangen door nieuwe delicten. Het betreft vier delicten met zes verschillende kwalificaties: schuldaanranding, opzetaanranding, gekwalificeerde opzetaanranding, schuldverkrachting, opzetverkrachting en gekwalificeerde opzetverkrachting. De nieuwe delicten vormen een nationaalrechtelijke omzetting van artikel 36 van het Verdrag van Istanbul dat verplicht tot strafbaarstelling van seks zonder wederzijds goedvinden.

Bij de schulddelicten ontstaat strafbaarheid als seksuele handelingen worden verricht terwijl iemand ernstige reden heeft om te vermoeden dat bij de ander de wil hiertoe ontbreekt. Bij de opzetdelicten is iemand strafbaar als diegene seksuele handelingen verricht in de wetenschap dat de wil van de ander daartoe ontbreekt. Het gebruik van dwang, geweld of bedreiging is geen voorwaarde voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, maar een strafverzwarende delictsvorm van de opzetdelicten. Waar de huidige delicten aanranding en verkrachting uitgaan van strafbaarheid bij het ‘doorbreken’ van de wil van de ander, vangt zij in de nieuwe delicten aan bij het ontbreken van de wil bij de ander tot seksueel contact.

Opzetaanranding en -verkrachting

De basisdelicten zijn opzetaanranding en opzetverkrachting. Onder de kwalificatie van opzetaanranding wordt strafbaar gesteld het verrichten van seksuele handelingen met een ander in de wetenschap dat de wil hiertoe bij de ander ontbreekt. Van een ‘seksuele handeling’ is sprake bij een aanraking van een (seksueel) lichaamsdeel, bijvoorbeeld een borst of een geslachtsdeel. De delictsgedraging ‘verrichten met’ omvat vormen van seksuele interactie waarbij sprake is van fysiek seksueel contact tussen dader en slachtoffer, waaronder begrepen de situatie dat de dader seksuele handelingen verricht met zichzelf in de nabijheid van een slachtoffer. Daarnaast omvat het strafbaar gestelde gedrag vormen van seksuele interactie waarbij op afstand seksuele handelingen worden verricht aan of met het lichaam van een slachtoffer die direct een gevolg zijn van of rechtstreeks verband houden met het onderling contact op afstand tussen dader en slachtoffer. Hiermee wordt het ‘interactiecriterium’ uit de huidige jurisprudentie gecodificeerd.

Nieuw is dat deze delictsgedraging niet meer is beperkt tot handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het ondergaan van het seksueel binnendringen van het lichaam, maar zich uitstrekt tot alle vormen van seksueel binnendringen waarbij het lichaam van een slachtoffer is betrokken. Dit betreft ook seksuele penetratie van het eigen lichaam of van het lichaam van een ander, al dan niet op afstand (bijvoorbeeld via een webcam). Het strafrechtelijk verwijt jegens degene die deze delicten begaat is dat diegene het seksuele contact initieert terwijl diegene ten tijde van dat contact wetenschap heeft van een ontbrekende wil bij de ander. Daarvan is sprake indien diegene daadwerkelijk weet dat de wil hiertoe bij de ander ontbreekt (‘vol’ opzet), maar ook indien diegene zich bewust is van de mogelijk ontbrekende wil van de ander en die mogelijkheid negeert of, in andere woorden, voor lief of op de koop toe neemt (voorwaardelijk opzet). Die laatste wezenlijk onverschillige mentale houding kenmerkt de ondergrens van het hier vereiste opzet.

Schuldaanranding en -verkrachting

In aanvulling op de nieuwe opzetdelicten introduceert onderhavige wet de delicten schuldaanranding en schuldverkrachting. De delictsomschrijvingen bevatten in beginsel dezelfde bestanddelen als de basisdelicten opzetaanranding en opzetverkrachting, maar in plaats van bij wetenschap van de ontbrekende wil (‘vol’ of voorwaardelijk opzet) ligt de ondergrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid bij de ernstige reden om te vermoeden dat de wil tot seksueel contact bij de ander ontbreekt. Deze strafrechtelijke ondergrens weerspiegelt de sociale norm dat seks vrijwillig en gelijkwaardig behoort te zijn en koppelt strafrechtelijke aansprakelijkheid in belangrijke mate aan het bij wederkerigheid van seksueel contact behorende besef van en verantwoordelijkheid voor het eigen handelen en bewustzijn van het gedrag van een ander.

Bewijsvoering

De nieuwe delicten hebben gevolgen voor de bewijsvoering. Voor een veroordeling voor schuldaanranding, opzetaanranding, schuldverkrachting of opzetverkrachting is niet nodig dat er bewijs is van dwang. Er hoeft dus niet meer bewezen te worden dat een slachtoffer zich heeft verzet of zich niet kon onttrekken aan de seksuele handelingen. Evenmin hoeft te worden bewezen dat het opzet van de verdachte hierop gericht was. Het gevolg is dat slachtoffers in meer gevallen aangifte kunnen doen van een strafbaar feit.

Strafbedreigingen

De maximumstraf voor schuldaanranding is bepaald op ten hoogste twee jaren gevangenisstraf (of geldboete van de vierde categorie). Het wettelijk strafmaximum voor schuldverkrachting is vier jaren gevangenisstraf (of geldboete van de vierde categorie). De wettelijke maximumstraf voor opzetaanranding is bepaald op zes jaren gevangenisstraf (of geldboete van de vierde categorie). Op opzetverkrachting wordt een gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren (of geldboete van de vijfde categorie) gesteld. Op gekwalificeerde opzetaanranding komt een strafmaximum van acht jaren gevangenisstraf (of geldboete van de vijfde categorie) te staan. Voor gekwalificeerde opzetverkrachting geldt een strafmaximum van twaalf jaren gevangenisstraf (of geldboete van de vijfde categorie). Op de delicten opzetaanranding en opzetverkrachting worden verschillende bijzondere regelingen van toepassing verklaard, zoals het taakstrafverbod, een ruime verjaringsregeling en spreekrecht voor slachtoffers.

Niet uit te sluiten valt dat het in de praktijk – en zeker in de eerste periode na inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving – soms lastig kan zijn te bepalen of sprake is van een strafbare gedraging en van welke delictsvorm. De rol van het strafrecht bij ongewenst seksueel contact is niet onbegrensd. Seksuele communicatie is subtiel en zeker in de beginfase van het contact worden over en weer grenzen verkend. De precieze afbakening van de strafrechtelijke normstelling zal dan ook aan de hand van concrete casusposities die zich aandienen nader vorm moeten krijgen. Zo is het voorstelbaar dat (zeker in de beginfase) in grensgevallen verschillende delictsvormen (primair dan wel (meer) subsidiair) ten laste worden gelegd.

Seksueel misbruik kinderen

Seksueel misbruik van kinderen waarbij (online) seksuele handelingen aan of met het lichaam van een kind worden verricht, wordt strafbaar gesteld onder de kwalificatie aanranding of verkrachting in drie verschillende leeftijdscategorieën: zestien tot achttien jaar, twaalf tot zestien jaar en beneden de leeftijd van twaalf jaar. Als leeftijdsgrens voor seksuele meerderjarigheid geldt de leeftijd van zestien jaar, net als in de huidige zedenwetgeving. Het ontbreken van de wil vormt geen vereiste voor strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens aanranding of verkrachting van kinderen. Het verrichten van seksuele handelingen met kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar is altijd strafbaar. Kinderen beneden die leeftijd worden onvoldoende in staat geacht om hun lichamelijke en seksuele integriteit zelf te bewaken en de reikwijdte van hun gedrag te overzien. Voorts wordt het verrichten van seksuele handelingen met seksueel meerderjarige kinderen tussen de leeftijd van zestien en achttien jaar, mede in verband met bestaande internationale verplichtingen en in lijn met de huidige zedenwetgeving, strafbaar gesteld in specifieke situaties. Er wordt een wettelijke strafuitsluitingsgrond gecreëerd voor seksueel contact in een gelijkwaardige situatie tussen leeftijdsgenoten vanaf de leeftijd van twaalf jaar. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige jurisprudentie inzake consensueel seksueel contact tussen jongeren.

Op aanranding en verkrachting van een kind worden deels ten opzichte van de huidige wet verhoogde wettelijke strafmaxima gesteld. De strafhoogte loopt daarbij op naarmate – rekening houdend met de verschillende leeftijdscategorieën – de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit toeneemt. De strafmaxima voor aanranding van een kind worden bepaald op zes, acht en respectievelijk tien jaren gevangenisstraf. De nieuwe strafmaxima voor verkrachting van een kind worden negen, twaalf en vijftien jaren gevangenisstraf. De maximumstraffen voor aanranding en verkrachting van seksueel meerderjarige kinderen (zestien tot en met achttien jaar) zijn dezelfde als voor opzetaanranding en opzetverkrachting.

Ook introduceert de wet een nieuw delict waarin seksuele benadering op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen onder de zestien jaren strafbaar wordt gesteld. Middels een aangenomen amendement is dit onder omstandigheden ook strafbaar gemaakt jegens 16- en 17-jarigen. In de nieuwe strafbaarstelling worden de huidige delicten grooming en seksueel corrumperen ondergebracht. Als nieuwe delictsvorm wordt toegevoegd het indringend mondeling of schriftelijk communiceren met kinderen op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen (sexchatting), waaraan een wettelijk strafmaximum gekoppeld is van twee jaren gevangenisstraf of geldboete van de vierde categorie.

Seksuele intimidatie

Tot slot introduceert de wet in het Derde Boek van het Wetboek van Strafrecht in Titel II ‘Overtredingen betreffende de openbare orde’ een strafbaarstelling van seksuele intimidatie. De kern van dit strafrechtelijk verwijt is dat iemand een ander in een publieke omgeving als seksueel object benadert. De ondergrens voor strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt gelegd bij indringende seksuele benadering van een ander die vreesaanjagend, vernederend, kwetsend of onterend is te achten. De pleegplaats kan ook de online wereld zijn. Het verschil tussen aanrakingen als onderdeel van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie en een seksuele handeling in het kader van de strafbaarstelling van (delictsvormen van) aanranding is dat de gedraging in het geval van seksuele intimidatie kortstondig is en een geringe fysieke component heeft en in beginsel bestaat uit aanrakingen van niet seksuele lichaamsdelen.

Verjaring

Misdrijven waarop een gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld verjaren niet. Bij nota van wijziging is in deze wet ingevoegd dat ook schuld- en opzetverkrachting niet meer verjaren. Voor ernstige seksuele misdrijven tegen kinderen was al een aangepaste verjaringsregeling opgenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel, waardoor deze ook niet verjaren.

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

Kamerstukken