Wet van 30 augustus 2025, Stb. 2025, 257

Wet houdende vaststelling van regels ten behoeve van de verdediging en de bescherming van de belangen van het Koninkrijk en de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde alsmede het voldoen aan (financiële) afspraken binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere bondgenootschappen (Wet financiële defensieverplichtingen)

—Deze initiatiefwet legt wettelijk vast dat Nederland minimaal 2 procent van het bbp aan defensie besteedt. Verder moet de wet een bestendig defensiebeleid waarborgen in de vorm van een vijftienjarig defensieplan en periodieke defensiemonitors. Initiatiefnemers verwijzen daarbij naar de actuele dreigingen aan de Europese oostgrenzen enerzijds en naar de historische onbestendigheid van het defensiebudget en zijn kwetsbaarheid voor bezuinigingen in vredestijd anderzijds.

2% van bbp

Op basis van de huidige bugetteringen voor defensie zou Nederland in 2024 en 2025 voldoen aan de NAVO-norm van 2 procent van het bbp. Vanwege het incidentele karakter van de budgetverhogingen uit het Coalitieakkoord, valt Nederland vanaf 2026 echter weer terug naar 1,89 procent van het bbp. Dit is onder de 2%-richtlijn zoals die in 2014 is afgesproken tussen de NAVO-bondgenoten toen zij besloten de dalende trend van de defensiebudgetten te keren (Wales Summit Declaration) en is in strijd met de door het Kabinet uitgesproken intentie om te streven naar een eerlijke lastenverdeling tussen de bondgenoten. Dat achten de initiatiefnemers onwenselijk. De norm van 2 procent van het bbp dient volgens hen een wettelijk vastgelegde budgettaire ondergrens te worden waar opvolgende regeringen volgens het nationale recht aan gebonden zijn.

Van Rijks- naar gewone wet

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State hebben de initiatiefnemers de vorm van het wetsvoorstel aangepast. Ze hebben ervan afgezien de minimale hoogte van de begroting van de krijgsmacht, die in hoge mate door Nederland gedragen wordt, tot Koninkrijkszaak te maken. Daarbij is in ogenschouw genomen dat de 2% van het bruto binnenlands product enkel voor Nederland geldt. Het voorstel voor een Rijkswet is daarom omgevormd tot een gewoon wetsvoorstel.

De wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met uitzondering van artikel 1 (over het defensiebudget) dat in werking treedt op 1 januari 2026.

Kamerstukken