Wet van 17-02-2016, Stb. 2016, 90

Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (digitale processtukken Strafvordering)

—Deze wet is van belang voor de verdere ontwikkeling van een moderne strafrechtspleging. Het beoogt het gebruik van digitale processtukken te faciliteren en te kanaliseren. Daartoe bevat het een drietal regelingen:

  1. een regeling voor de integriteit van processtukken in elektronische vorm;
  2. een regeling voor het elektronisch ondertekenen van processtukken;
  3. een regeling voor het langs elektronische weg doen van aangifte, indienen van verzoeken, schrifturen en klaagschriften, instellen van rechtsmiddelen en kennisnemen van processtukken.


Het wetsvoorstel is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • de gelijkstelling van papieren en elektronische documenten;
  • het niet-voorschrijven van de toepassing van bepaalde technieken;
  • het behoud van bestaande regels en verantwoordelijkheden;/li>
  • het uitgangspunt van nevenschikking.


De ontwikkelingen op het gebied van de informatieen communicatietechnologie bieden de opsporingsambtenaren de mogelijkheid een procesverbaal in elektronische vorm op te stellen en vast te leggen. Daarnaast is het mogelijk een proces-verbaal in papieren vorm te scannen zodat een proces-verbaal in elektronische vorm wordt verkregen. De voor een strafzaak relevante gegevens kunnen vervolgens langs elektronische weg aan het openbaar ministerie ter beschikking worden gesteld. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het internet. Als de officier van justitie besluit tot strafvervolging dan kan een elektronisch strafdossier worden samengesteld, dat langs elektronische weg aan de griffiee van het gerecht ter beschikking wordt gesteld. Nadat de uitspraak van de rechter onherroepelijk is, kan het strafdossier beschikbaar worden gesteld ten behoeve van de tenuitvoerlegging van het vonnis. Ook voor de justitiabelen, zoals de verdachte, diens raadsman, een slachtoffer of een getuige, kan het van belang zijn om langs elektronische weg met het openbaar ministerie of het gerecht in contact te komen, omdat daardoor sneller en eenvoudiger kan worden gecommuniceerd. Tot het moment waarop de aanlevering, het gebruik en de verwerking van schriftelijke documenten in elektronische vorm ten behoeve van een strafdossier volledig is gerealiseerd, zullen de papieren documenten door middel van scannen in een elektronisch dossier (zijnde een digitale kopie van het papieren dossier) kunnen worden opgenomen. De Archiefwet en daarop gebaseerde nadere regelgeving maken het mogelijk de papieren documenten te vervangen. Indien voldaan wordt aan de eisen van vervanging kan voor het papieren origineel een elektronisch origineel in de plaats komen. De wet geeft in de eerste plaats regels voor de integriteit van processtukken in elektronische vorm. Daaronder zijn ook begrepen de elektronische processtukken die geen schrifttekens bevatten, bijvoorbeeld elektronische bestanden van foto’s of video-opnamen. Vanwege de aansluiting bij het begrip processtukken zijn de normen van de wet van toepassing op de elektronische processtukken die onderdeel vormen van het strafdossier. Voor de opsporingsinstanties, het openbaar ministerie en de rechtspraak betekent dit dat zij ervoor moeten zorgdragen dat de integriteit van ieder processtuk kan worden nagegaan. Dit geldt ook voor processtukken die eerder als een aangifte, verzoek, deskundigenrapport of anderszins bij die instanties zijn ingediend.

De wet bevat tevens een grondslag voor een nadere regeling bij algemene maatregel van bestuur voor het ondertekenen of waarmerken van elektronische processtukken met behulp van een elektronische handtekening. In de gevallen waarin de wet het vereiste stelt van het ondertekenen of waarmerken van een processtuk, is de regeling voor de elektronische handtekening van toepassing op eenieder tot wie het betreffende wettelijke voorschrift is gericht. Hiervoor kan worden verwezen naar het overzicht van de ondertekening en waarmerking van stukken, opgenomen in Bijlage I. Dit betreft in het bijzonder de officier van justitie, de rechter, de rechtercommissaris of de griffier. Dit kan onder omstandigheden ook de verdachte, een getuige, deskundige of raadsman zijn.

De wet geeft verder regels voor het elektronische berichtenverkeer tussen de burger en de rechterlijke macht. Dit betreft het langs elektronische weg doen van aangifte, indienen van klaagschriften, schrifturen en verzoeken, en het instellen van rechtsmiddelen door de justitiabele. Aan de indiening bij het openbaar ministerie of de rechtspraak van elektronische documenten door getuigen of getuigen-deskundigen worden geen nadere regels gesteld. De indiening kan geschieden op een wijze als voorgeschreven in het procesreglement van de rechtspraak. Het is van belang dat hierover zoveel mogelijk landelijk eenvormige kaders gelden. Ook aan de indiening van stukken door onder andere advocaten, deskundigen en de Reclassering zijn geen nadere regels gesteld. Voor de rechtstreeks belanghebbenden, zoals de verdachte of het slachtoffer, ligt dit anders. Het voorstel regelt dat zij zich voor het elektronisch doen van aangiften, het indienen van klaagschriften, schrifturen of verzoeken en het instellen van rechtsmiddelen gebruik moeten maken van een daartoe aangewezen elektronische voorziening.

Er is verder voorzien in een samenloopregeling met het Wetsvoorstel wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III) (Kamerstukken 34 372) en in een regeling van de samenloop met het wetsvoorstel tot implementatie van Richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten (Kamerstukken 34 326).


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 15-11-2016, Stb. 2016, 432

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit processtukken in strafzaken (Stb. 2011, 602), de Wet digitale processtukken Strafvordering (Stb. 2016, 90) en het Besluit digitale stukken Strafvordering (Stb. 2016, 359)

—Beide besluiten en de wet treden in werking m.i.v. 01-12-2016, m.u.v. artikel 10 van het Besluit digitale stukken Strafvordering dat in werking treedt m.i.v. 01-07-2017.


Kamerstukken