Wet van 11-12-2013, Stb. 2014, 2
Wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling
—Vingerafdrukken en digitale pasfoto’s opgeslagen in een centraal bestand moeten de identiteitscontrole van vreemdelingen verbeteren bij het aanvragen van een verblijfsvergunning en fraude tegengaan. Het gebruik van biometrische gegevens wordt ingevoerd bij gezinsmigratie en bij verblijfsvergunningen voor studie of werk. Bij vreemdelingen die asiel aanvragen worden deze gegevens al opgeslagen.
Alle diensten die te maken hebben met het verstrekken en controleren van verblijfsvergunningen, gaan met de vingerafdrukken en digitale pasfoto’s werken:
- de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
- de Vreemdelingenpolitie;
- de zeehavenpolitie;
- de Koninklijke Marechaussee;
- het Centraal Orgaan opvang asielzoekers;
- de Dienst Justitiële Inrichtingen;
- de Dienst Terugkeer en Vertrek;
- diplomatieke posten in het buitenland.
Mensen die een verblijfsvergunning aanvragen, moeten één keer hun vingerafdrukken en pasfoto af te geven. Daarna kan hun identiteit gecontroleerd worden met een scan van hun vingerafdruk en vergelijking met hun foto. Bij de pasfoto gaat het niet om het visuele plaatje, maar om onveranderlijke kenmerken als de afstanden tussen ogen, oren en kin. Die biometrische kenmerken komen digitaal in een centraal bestand en in een chip op het verblijfsdocument. Mensen die in het buitenland een inburgeringstoets doen identificeren zich al met vingerafdrukken en een foto. Die komen ook in het centraal bestand. Zo kan in Nederland fraude worden voorkomen bij het verlenen van de uiteindelijke verblijfsvergunning.
De wet voorziet in een algemene juridische basis in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) om van vreemdelingen deze biometrische kenmerken af te nemen voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling van de identiteit van de vreemdeling met het oog op de uitvoering van de Vw 2000 en ten behoeve van het document bedoeld in artikel 9 Vw 2000. Op dit moment worden bij de indiening van een asielaanvraag en in bepaalde andere gevallen reeds vingerafdrukken afgenomen. Gezichtsopnamen worden afgenomen ten behoeve van het verblijfsdocument. De regering acht een uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen noodzakelijk. De wet voorziet in de uitbreiding van het huidige gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnames tot in beginsel alle vreemdelingen en alle processen binnen de vreemdelingenketen, voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling en verificatie van de identiteit van de vreemdeling met het oog op de uitvoering van de Vw 2000. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de benodigde gegevens bij het eerste contact met de vreemdeling zullen worden verwerkt en vervolgens centraal worden opgeslagen om door alle ketenpartners te kunnen worden gebruikt. Zo’n eerste contact kan plaatsvinden in het kader van de grensbewaking, het toezicht of een procedure omtrent het verkrijgen van een visum, een mvv of een verblijfsvergunning. De bevoegdheid tot het verwerken van biometrische kenmerken, zoals opgenomen in de wet, is van toepassing op vreemdelingen. De bevoegdheid is niet van toepassing op Unieburgers, familieleden van Unieburgers en onderdanen van de EER en Zwitserland.
De biometrische gegevens die worden gebruikt als identificatiemiddelen zijn een gezichtsopname en tien vingerafdrukken. De kenmerken zullen centraal worden opgeslagen, in beginsel in de Basisvoorziening Vreemdelingen. De gegevens van vreemdelingen die in de BVV worden opgeslagen betreffen persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). De verwerking van de gegevens is volgens de regering in overeenstemming met de Wbp. Aan het vereiste van doelbinding wordt voldaan door de verkregen gegevens in beginsel alleen binnen de vreemdelingenketen en ten behoeve van de uitvoering van het vreemdelingenbeleid te gebruiken. Het gebruik van de gezichtsopname en tien vingerafdrukken is noodzakelijk om het gewenste doel te bereiken, te weten een meer betrouwbare identiteitsvaststelling met het oog op de uitvoering van het vreemdelingenbeleid waardoor identiteitsfraude kan worden tegengegaan. Gegevens worden maximaal 10 jaar bewaard nadat de aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf is afgewezen, of, in geval van rechtmatig verblijf, de betrokken vreemdeling wiens rechtmatig verblijf is geëindigd, Nederland aantoonbaar heeft verlaten. Voorts is geregeld dat gezichtsopnames en vingerafdrukken uitsluitend beschikbaar kunnen worden gesteld met het oog op het verstrekken van een reisdocument door een diplomatieke vertegenwoordiging ten behoeve van terugkeer, de identificatie van slachtoffers bij rampen en ongevallen, de opsporing en vervolging van strafbare feiten, toepassing van artikel 55c WvSv en uitvoering van de Wiv 2002. Vingerafdrukken afkomstig uit de BVV mogen alleen ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten worden verstrekt (conform artikel 107, vijfde lid, onder c van de Vreemdelingenwet 2000), nadat de rechter-commissaris daartoe toestemming heeft verleend.
Bij de in de wet neergelegde maatregelen zijn twee grondrechten in het geding. De Afdeling advisering van de Raad van State was van mening dat de toelichting zoals die aan de Afdeling was voorgelegd, onvoldoende motiveerde dat het wetsvoorstel de toets aan artikel 8 EVRM kon doorstaan. De Afdeling advisering adviseerde daarom in de toelichting te voorzien in een overtuigende toets aan de grondrechtenbepalingen. In de eerste plaats is het recht op onaantastbaarheid van het lichaam aan de orde waar het gaat om het afnemen van gezichtsopnames en vingerafdrukken. In de tweede plaats is, voor zover het gaat om het afnemen van gezichtsopnames en vingerafdrukken, het verwerken en bewaren ervan, en het tonen van het verblijfsdocument, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, inclusief het recht op bescherming van persoonsgegevens, in het geding. De regering heeft daarop een uitgebreide motivering in de toelichting neergelegd van haar oordeel dat het wetsvoorstel de toets aan deze bepalingen kon doorstaan. Vanwege de ernstige inbreuk op de privacy die de wet oplevert, is bij amendement wel een horizonbepaling aan de wet toegevoegd. Dat regelt dat de bevoegdheden van de minister ten aanzien van de biometrische kenmerken na zeven jaar komen te vervallen. Indien uit de evaluatie na vijf jaar blijkt dat een voortzetting van deze wetgeving toch gewenst is, dan heeft de minister nog twee jaar om met een nieuw wetsvoorstel het wetgevingstraject af te ronden om zo de voortzetting te garanderen.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 21-01-2014, Stb. 2014, 44
Besluit tot tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de uitbreiding van het gebruik van biometrische kenmerken in de vreemdelingenketen in verband met het verbeteren van de identiteitsvaststelling van de vreemdeling (Stb. 2014, 2)
—De wet treedt in werking met ingang van 1 maart 2014. de inhoud van de wet is beschreven in NJB 2014/185, afl. 3, pag. 232-233)
Kamerstukken
- TK 2011/12, 33 192, nr. 1
- TK 2011/12, 33 192, nr. 2
- TK 2011/12, 33 192, nr. 3
- TK 2011/12, 33 192, nr. 4
- TK 2011/12, 33 192, nr. 5
- TK 2011/12, 33 192, nr. 6
- TK 2011/12, 33 192, nr. 7
- TK 2012/13, 33 192, nr. 16
- TK 2012/13, 33 192, nr. 17
- EK 2012/13, 33 192, nr. A
- EK 2012/13, 33 192, nr. B
- EK 2012/13, 33 192, nr. C
- EK 2012/13, 33 192, nr. D
- EK 2012/13, 33 192, nr. E
- EK 2012/13, 33 192, nr. F