De Hoge Raad heeft op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een zaak waarin beroep is gedaan op de zienswijze in de zaak Jaddoe van het VN-Mensenrechtencomité. De Hoge Raad ziet aanleiding om dergelijke zaken vaker af te doen met een meer op de concrete zaak toegesneden motivering in plaats van een verkorte (standaard)motivering.

In de zaak is net als in de zaak Jaddoe sprake van een veroordeling door het hof voor een feit waarvan de rechtbank had vrijgesproken. In de zaak Jaddoe is de verdachte in hoger beroep veroordeeld voor onder meer het medeplegen van twee moorden nadat hij door de rechtbank van één van deze moorden was vrijgesproken. De Hoge Raad verwierp in 2015 het cassatieberoep tegen deze veroordeling met een verkorte motivering. De verdachte klaagde daarover bij het VN Mensenrechtencomité. Het Mensrechtencomité nam een schending aan van artikel 14 lid 5 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en betrok bij die (niet-bindende) zienswijze dat de Hoge Raad het cassatieberoep had verworpen met een verkorte motivering.

Conclusie procureur-generaal

Procureur-generaal (PG) Bleichrodt wijdde in zijn conclusie van 6 december 2022 algemene beschouwingen aan de zienswijze van het Mensenrechtencomité en de vraag of deze aanleiding moet zijn voor aanpassing van de Nederlandse cassatiepraktijk. De PG meende dat dat niet het geval is, maar gaf de Hoge Raad in overweging om in cassatieprocedures in zaken waarin een verdachte in hoger beroep voor het eerst wordt veroordeeld niet langer te volstaan met een verkorte afdoening zonder nadere motivering. Wel kan de Hoge Raad in zijn motivering volstaan met verwijzing naar (specifieke delen van) de conclusie.

Arrest

Ook de Hoge Raad wijdt in zijn arrest algemene beschouwingen aan de zienswijze van het Mensenrechtencomité. De Hoge Raad geeft vervolgens in zijn arrest zijn wettelijke taak als cassatierechter weer en wijst erop dat zijn controle van de bewijsvoering van de feitenrechter ook inhoudt dat hij kan beoordelen of sprake is van voldoende wettig bewijs en of de bewezenverklaring kan worden afgeleid uit het door de feitenrechter gebruikte bewijs. Daarbij kan de Hoge Raad onderzoeken of de conclusies van de rechter op het punt van het bewijs begrijpelijk en toereikend gemotiveerd zijn. Bovendien kan de Hoge Raad beoordelen of de feitenrechter toereikend heeft gereageerd op door de verdachte ingenomen uitdrukkelijke standpunten over de bewijsbeslissing. De Hoge Raad zet verder uiteen dat artikel 80a van de Wet RO de Hoge Raad de mogelijkheid biedt om in zaken waarvan na beoordeling blijkt dat ze duidelijk kansloos zijn, te volstaan met een niet-ontvankelijkverklaring. Daarnaast biedt artikel 81 Wet RO de Hoge Raad de mogelijkheid om in dergelijke zaken het cassatieberoep te verwerpen met een verkorte motivering. Anders dan in de zienswijze van het Mensenrechtencomité in de zaak Jaddoe tot uitgangspunt lijkt te worden genomen, vindt in de cassatieprocedure dus, ook in gevallen waarin een verkorte motivering wordt toegepast, een inhoudelijke beoordeling plaats van zowel de juridische als de feitelijke gronden van een schuldigverklaring en veroordeling. De Hoge Raad vindt desalniettemin in de zienswijze in de zaak Jaddoe aanleiding om in zaken waarin in hoger beroep een veroordeling is gevolgd voor een feit waarvoor de verdachte was vrijgesproken en in cassatie wordt geklaagd over de bewijsvoering van dat feit, deze zaken vaker af te doen met een meer op de concrete zaak toegesneden motivering in plaats van een verkorte (standaard)motivering.

ECLI:NL:HR:2023:40

Bron: www.hogeraad.nl

Laatste nieuws