De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 juni 2025 geoordeeld dat de burgemeester van Utrecht geen dwangsom mocht opleggen aan een man die via Telegram in 2021 had opgeroepen tot een gewelddadige confrontatie met de politie in de Kanaalstraat. De burgemeester had de dwangsom opgelegd op grond van de Algemene plaatselijke verordening van Utrecht (APV), maar die biedt alleen de mogelijkheid om op te treden als iemand op een fysieke locatie oproept tot ordeverstoring, niet als die oproep digitaal wordt gedaan.
De rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2023:375) kwam eerder al tot dezelfde conclusie. In de toelichting bij de APV staat dat met een openbare plaats een voor het publiek toegankelijke plaats bedoeld wordt, zoals een weg, plein of park. De vraag was of een groepschat op Telegram zo’n openbare plaats is. De Afdeling komt in de uitspraak tot de conclusie dat dit niet het geval is. De man heeft de APV dus niet overtreden. De Afdeling gaat ook niet mee in het standpunt van de burgemeester dat het niet uitmaakt of de oproep digitaal of op locatie is gedaan, zolang de ordeverstoring zich maar op een fysieke plek afspeelt. Maar dit volgt niet uit de tekst van de APV. Er staat dat de gedraging die tot ordeverstoring leidt moet plaatsvinden op een openbare plaats, anders valt de gedraging niet onder het verbod in de APV. Het APV-voorschrift kan niet gebruikt worden om op te treden tegen mensen die via sociale media oproepen of aanzetten tot ordeverstoring. Het is volgens de Afdeling ook niet aan de bestuursrechter om desondanks uit te gaan van de door de burgemeester gewenste uitleg van de APV. Het is aan de wetgever om een voorschrift vast te stellen dat op deze situatie toegesneden is.
Bron: www.raadvanstate.nl