Om te voorkomen dat personen met een anti-institutionele houding radicaliseren, is een aanpak nodig die zich niet beperkt tot veiligheid, maar die ook sociaal en zorggericht is. De grote meerderheid van deze groep is namelijk niet bereid tot geweld. Hun overtuigingen komen vaak voort uit zorgen en grieven tegenover de overheid en instituties. Dat is de conclusie uit het op 26 november 2025 gepubliceerde onderzoek over anti-institutionalisme in Nederland van het Verwey-Jonker Instituut en RadarAdvies in opdracht van het WODC.

Centraal in het anti-institutionele gedachtegoed staat een ‘kwaadaardige elite’ die door het aanjagen van angst de bevolking tot gehoorzaamheid dwingt. Dit idee of narratief kan worden toegepast op allerlei thema’s, zoals klimaatverandering, coronamaatregelen, migratie of ‘woke’ beleid. Dat maakt het bijzonder krachtig en aanpasbaar op de actualiteit. Het is ook aantrekkelijk voor een breed en ideologisch divers publiek. Het internet speelt een belangrijke rol binnen de verspreiding van dit gedachtegoed. Alhoewel het anti-institutionalisme diverse subculturen kent, is er van formeel georganiseerde groepen nauwelijks sprake in Nederland. De meeste uitingen, incidenten en vormen van extremisme zijn terug te voeren op de soevereinenbeweging, die het legitieme gezag van de overheid betwist. Over deze groep is ook het meest bekend. Aanhangers nemen afstand van de overheid en instituties, waarbij verreweg de meeste wel deel blijven uitmaken van de samenleving. Een aanzienlijk kleiner deel weigert zich aan wetten en regels te houden en een zeer kleine minderheid is bereid geweld te plegen. Binnen de soevereinenbeweging zijn aanjagers te zien die via het internet ideeën en strategieën delen.

Ontwikkeling naar radicalisering

Kijkend naar de aanhangers van anti-institutioneel gedachtegoed, valt op dat een groot deel van hen mannen zijn, vaak van middelbare leeftijd of ouder. Veel van deze individuen hebben negatieve persoonlijke ervaringen, zoals baanverlies, scheiding of gezondheidsproblemen, die soms gepaard gaan met teleurstellende ervaringen met instituties. Wat hen echter vaak verbindt, is een gevoel van vastlopen binnen het systeem. Anti-institutioneel gedachtegoed kan aantrekkelijk worden na het meemaken van ingrijpende levensgebeurtenissen, zoals het doormaken van een scheiding of verlies, of bij het hebben van moeite met bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen. Het gedachtegoed kan dan een manier bieden om met een situatie om te gaan en aansluiting te vinden bij een groep die vergelijkbare gevoelens deelt. Maar er zijn ook individuen die het gedachtegoed vanuit opportunistische redenen aanhangen, bijvoorbeeld als rechtvaardiging om bepaalde regels of boetes te negeren.

Herkennen van risicosignalen

Aanhangers van het anti-institutionele gedachtegoed maken over het algemeen zelden deel uit van extremistische of gewelddadige netwerken. Wanneer er wel signalen van radicalisering zijn, komen deze niet alleen via onderwijs, wijkteams of politie binnen, maar soms ook via instanties als de Belastingdienst, het CJIB of leerplichtambtenaren. Het herkennen van risicosignalen kan dus vaak al beginnen buiten de traditionele veiligheidsnetwerken. Inzicht in de persoonlijke achtergrond, de motieven, voedingsbodems en de fase van radicalisering is wenselijk om effectief in te spelen op persoonlijke behoeften en risico’s. De onderzoekers formuleerden hiertoe aandachtspunten en 14 kansrijke handelingsperspectieven. Centraal hierin staan een constructieve, empathische én begrenzende omgang met mensen met anti-institutionele overtuigingen.

Anti-institutionalisme in Nederland - Exploratieve overzichtsstudie van gedachtegoed, organisatie, voedingsbodems, risico’s en bestaande handelingsperspectieven

Bron: www.wodc.nl

Laatste nieuws