Het onderzoek ‘Naar handhaafbare noodbevelen en noodverordeningen. Een analyse van het gemeentelijke noodrecht’, van A.J. Wierenga, C. Post en J. Koornstra van het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid van de Rijksuniversiteit Groningen legt heel wat gebreken in noodverordeningen bloot. Burgemeesters blijken vaak niet goed op de hoogte van wat wel en niet in noodmaatregelen kan en mag worden vastgelegd.
Het onderzoek is gestart op verzoek van de politie, die aangaf dat zij in de praktijk nogal eens worstelt met de handhaving van noodbevelen en noodverordeningen. Het handhaven van de openbare orde en het bieden van hulp in noodsituaties zijn belangrijke politietaken. Ter facilitering en ondersteuning hiervan kan de burgemeester een noodbevel (art. 175 Gemeentewet) of een noodverordening (art. 176 Gemeentewet) uitvaardigen. Vrijwel elke week is er ergens in Nederland een dergelijke noodmaatregel van kracht. Honderden politieagenten zijn jaarlijks betrokken bij de handhaving van deze noodmaatregelen. Niet zelden worstelen ze hiermee, de wisselende kwaliteit ervan zorgt voor de nodige problemen en complicaties.
Vijf problemen
Een eerste probleem is dat noodmaatregelen niet altijd geredigeerd worden vanuit het perspectief van de handhaafbaarheid door de politie. Zo werd in de gemeente Haren ter voorkoming van de latere Facebook-rellen in 2012 (Project X) een noodverordening vastgesteld met een verbod op het nuttigen van alcohol op openbare plaatsen. Al snel werd duidelijk dat de handhaving van dit voorschrift ten enenmale onmogelijk was.
Een tweede probleem vormt de inhoudelijke kant van de noodbevelen en -verordeningen die niet zelden op gespannen voet staat met (grondwettelijk beschermde) grondrechten. Veel gemeenten nemen tegenwoordig bijvoorbeeld ‘kledingvoorschriften’ in een noodmaatregel op, als ze lucht krijgen van een bezoek van een motorclub. De mogelijkheden om in een noodverordening of noodbevel grondrechten te beperken zijn echter begrensd; een inbreuk op de grondrechtelijk beschermde persoonlijke levenssfeer is in ieder geval bepaald niet onomstreden.
Een derde probleem is dat, met name sinds de aanslag op Koninginnedag in 2009, in noodmaatregelen met de regelmaat van de klok aan de politie bevoegdheden worden toegekend. Vaak zien we een bevoegdheid om preventief te fouilleren en soms zelfs de bevoegdheid om woningen te doorzoeken terwijl het in beginsel voor juridisch onmogelijk moet worden gehouden om in een noodmaatregel nieuwe bevoegdheden aan de politie toe te kennen.
Een vierde probleem hangt samen met de uiteenlopende bereidheid van burgemeesters om van een van hun noodbevoegdheden gebruik te maken. Niet zelden worden noodmaatregelen te elfder ure ingezet met als gevolg een valse start voor de politie.
Een vijfde probleem, ten slotte, is gelegen in een gebrek aan lokale bestuurlijke inbedding van het instrumentarium en betrouwbare samenwerking met de gemeente als partnerorganisatie. Hierbij is de politie afhankelijk van de burgemeester. Hij heeft het gezag over de politie en hij beschikt over de noodverordenings- en noodbevelsbevoegdheid die het uitoefenen van de politietaken deels kan vergemakkelijken, maar in de praktijk soms ook ernstig kan compliceren. De kennis van hoe een en ander vorm moet worden gegeven, varieert nogal bij burgemeesters. Grote gemeenten als Den Haag en Amsterdam hebben vele malen vaker te maken met politieoptreden in noodsituaties dan kleine gemeenten als Haren of Noordoostpolder.
Analyse
In het onderzoek zijn de noodbevelen en noodverordeningen van de laatste vijf jaren verzameld. Verder is gesproken met diverse deskundigen. Voor hun analyse onderscheiden de onderzoekers twaalf situaties waarin burgemeesters noodmaatregelen inzetten. Ze lopen uiteen van rampen zoals brand of overstroming tot ernstige wanordelijkheden als ordeverstoringen door voetbalgeweld of ongeregeldheden tijdens het bezoek van hoogwaardigheidsbekleders. Steeds onderwerpt men de noodmaatregelen aan vragen van legaliteit, juridische houdbaarheid en praktische handhaafbaarheid. Afgesloten wordt met een overzicht van de best practices – dat zijn de maatregelen die positief scoren op bovenstaande vragen en die in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het voorkomen of beëindigen van een ramp of ernstige wanordelijkheden.