Een uitvoerende rechterlijke autoriteit mag de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel in beginsel niet weigeren op grond van de onbevoegdheid van de rechterlijke instantie die de gezochte persoon in de uitvaardigende lidstaat moet berechten. Dat is het antwoord van het HvJ Eu op 31 januari 2023 op vragen van een Spaanse rechter.

De Spaanse rechter legt het Hof vragen voor in het kader van de vervolging na het op 1 oktober 2017 gehouden referendum over zelfbeschikking voor de autonome regio Catalonië (Spanje). Sommige verdachten hebben Spanje verlaten en tegen hen zijn Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s) uitgevaardigd. De Belgische rechters hebben geweigerd om gevolg te geven aan het tegen de verdachte uitgevaardigde EAB. Zij waren van oordeel dat er een gevaar bestond dat zijn recht om te worden berecht door een bij wet ingesteld gerecht zou worden geschonden, aangezien er geen uitdrukkelijke rechtsgrondslag was voor de bevoegdheid van de Spaanse hoogste rechterlijke instantie om de gezochte personen te berechten. De Spaanse rechter vraagt zich af of een uitvoerende rechterlijke autoriteit mag weigeren een EAB ten uitvoer te leggen door zich te beroepen op een grond tot weigering van de tenuitvoerlegging die niet in het kaderbesluit betreffende het EAB is opgenomen of door te stellen dat de uitvaardigende rechterlijke autoriteit niet bevoegd was om het betrokken EAB uit te vaardigen. Voorts heeft zij twijfels over de voorwaarden waaronder de met de tenuitvoerlegging van een EAB belaste rechterlijke autoriteit de tenuitvoerlegging van dat EAB mag weigeren wegens vermeende schending van de grondrechten van de verdachte. Zij wenst met name te vernemen of de uitvoerende rechterlijke autoriteit daartoe de bevoegdheid kan beoordelen van de rechterlijke instantie die de gezochte persoon zal moeten berechten in geval van diens overlevering aan de uitvaardigende lidstaat.

Arrest

Het EU-Hof oordeelt dat een uitvoerende rechterlijke autoriteit de tenuitvoerlegging van een EAB niet kan weigeren op basis van een grond tot weigering van de tenuitvoerlegging die uitsluitend voortvloeit uit het recht van de uitvoerende lidstaat. Anders zou het kaderbesluit niet op uniforme wijze worden toegepast en zouden de lidstaten de omvang van de verplichting tot tenuitvoerlegging van EAB’s vrijelijk kunnen bepalen. Het Hof voegt daaraan toe dat een weigeringsbeslissing, genomen na een passend onderzoek, de uitzondering moet zijn. De uitvoerende rechterlijke autoriteit kan echter een nationale bepaling toepassen volgens welke de tenuitvoerlegging van een EAB wordt geweigerd wanneer die tenuitvoerlegging zou leiden tot schending van een in het Unierecht verankerd grondrecht. De strekking van deze bepaling mag evenwel niet verder reiken dan de verplichting tot eerbieding van de grondrechten als bedoeld in het kaderbesluit, zoals uitgelegd door het Hof.  Voorts mag de uitvoerende rechterlijke autoriteit niet nagaan of een EAB is uitgevaardigd door een rechterlijke autoriteit die daartoe krachtens het nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bevoegd is en mag zij de tenuitvoerlegging van het EAB niet weigeren wanneer dat volgens haar niet het geval is. Wanneer de gezochte persoon beweert dat hij na zijn overlevering aan de uitvaardigende lidstaat (Spanje) zal worden blootgesteld aan schending van het grondrecht op een eerlijk proces, doordat hij zal worden berecht door een rechterlijke instantie die daartoe niet bevoegd is, moet de uitvoerende rechterlijke autoriteit (de Belgische rechterlijke instantie) daarentegen de gegrondheid van die bewering beoordelen in het kader van de tweestappentoets die in de rechtspraak van het Hof is vastgesteld. De tenuitvoerlegging van een EAB kan slecht worden geweigerd op grond van de onbevoegdheid van de rechterlijke instantie die de gezochte persoon zal berechten indien de uitvoerende rechterlijke autoriteit tot de slotsom komt dat er in de uitvaardigende lidstaat sprake is van dergelijke gebreken en dat die rechterlijke instantie duidelijk onbevoegd is. Het Hof voegt daaraan toe dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit, gelet op de verplichting tot loyale samenwerking, de tenuitvoerlegging van een EAB niet kan weigeren op basis van de duidelijke onbevoegdheid van de rechterlijke instantie die de gezochte persoon moet berechten, zonder eerst de uitvaardigende rechterlijke autoriteit overeenkomstig het kaderbesluit te hebben verzocht om aanvullende gegevens. Tot slot oordeelt het Hof dat meerdere opeenvolgende EAB’s kunnen worden uitgevaardigd tegen een gezochte persoon om zijn overlevering door een lidstaat te verkrijgen nadat die lidstaat de tenuitvoerlegging van een eerste EAB ten aanzien van deze persoon heeft geweigerd. De tenuitvoerlegging van een nieuw EAB mag echter niet leiden tot schending van de grondrechten van die persoon en de uitvaardiging daarvan moet evenredig zijn. 

HvJ EU, 31 januari 2023, C-158/21

Bron: www.curia.europa.eu

Laatste nieuws