Het is nog onduidelijk welke gevolgen het wetsvoorstel Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 heeft voor (de grondrechten van) burgers. De Raad voor de rechtspraak vraagt het kabinet daarom in een wetgevingsadvies om meer helderheid op dit punt. Met het wetsvoorstel wil het kabinet voor de langere termijn een wettelijke basis bieden voor maatregelen ter bestrijding van het coronavirus.

De Raad realiseert zich dat dit wetsvoorstel onder zeer grote tijds- en maatschappelijke druk tot stand is gekomen en onderschrijft het belang ervan. Maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis zijn nu neergelegd in  noodverordeningen van de veiligheidsregio’s. Deze noodverordeningen leggen
beperkingen op aan het gedrag van burgers en kunnen daardoor niet te lang duren. Met het wetsvoorstel wordt voorzien in de specifieke grondslag in een wet in formele zin, die de Grondwet eist als het gaat om beperking van de rechten en vrijheden van burgers. Dit neemt niet weg dat vanuit staatsrechtelijk
perspectief de vergaande delegatie naar het niveau van ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur in dit verband een punt van zorg is.

Potentieel kunnen de bepalingen uit dit wetsvoorstel en de (nog onbekende) daarop gebaseerde regelgeving aanzienlijke beperkingen opleveren op grondrechten zoals het recht op privacy, recht op ‘family life’, de vrijheid van vereniging, vergadering en betoging en de godsdienstvrijheid. De Raad
mist in de toelichting bij het wetsvoorstel een uitgebreide toets van de verschillende artikelen (afzonderlijk en in samenhang beschouwd) aan de Grondwet en internationale (mensenrechten)verdragen. De Raad meent dat hier meer en explicieter aandacht aan moet worden besteed. Dit klemt des te meer nu (nog) onduidelijk is hoe lang de inbreuk op deze grondrechten gaat
duren. 

Open normen en rechtszekerheid
Voorts valt op dat veel normen heel ruim, open en vaag zijn geformuleerd. Dit is begrijpelijk vanuit de beoogde flexibiliteit, maar maakt de noodzakelijke voorafgaande toets door de wetgever aan de Grondwet wel lastiger. Ook is dit vanuit het oogpunt van rechtszekerheid onwenselijk. 

Kenbaarheid van ingangsdatum en tijdstip van de nader te bepalen regels
Niet alleen is het voor burgers, handhavers en rechters belangrijk te weten wat precies de inhoud van de norm is, ook is bij regelmatig wijzigende regelgeving van belang dat heel helder is op welke datum en welk tijdstip een (wijziging van) de regeling ingaat.

Verder maakt de Raad nog opmerkingen over onder andere de kwalificatie van gerechtsgebouwen als 'besloten plaats', het overgangsrecht en de aandacht voor kwetsbare groepen. Wat dat laatste betreft werpt de Raad de vraag op of er in het wetsvoorstel voldoende rekening wordt gehouden met groepen
die moeite hebben met de naleving, zoals bijvoorbeeld slechtzienden, mensen met een licht verstandelijke beperking etc. De bijzondere positie van dergelijke kwetsbare groepen verdient aandacht bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel. In dit kader wordt eveneens bijzondere aandacht gevraagd voor jongeren. Zij kunnen door de maatregelen onevenredig worden getroffen in hun ontwikkelingstaken. In het wetsvoorstel lijkt geen rekening te worden gehouden met de bijzondere positie, het ontwikkelingsniveau en de ontwikkelingstaken van jongeren waar het gaat om inhoud van de maatregelen, handhaving en
berechting. Ook dit verdient nadere aandacht bij de verdere uitwerking. 

 

Bron: Advies d.d. 10 juni 2020 Raad voor de rechtspraak. Zie ook www.rechtspraak.nl.

Laatste nieuws