Recidive bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven leidt doorgaans tot zwaardere bestraffing, maar dat is niet altijd zo. Doordat de strafrechter factoren meeweegt als de ernst van het misdrijf en de omstandigheden rondom de dader, kan een recidivist een relatief lage of andere straf krijgen. Voor de verdachte en de samenleving is de motivering van de strafrechter daarom belangrijk. Dat blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen in opdracht van het WODC dat op 15 januari 2024 is gepubliceerd.

Vaak wordt er bij een ernstig gewelds- of zedenmisdrijf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De strafvermeerdering bij recidive bestaat voor een groot deel uit het opleggen van meer dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Rechters kiezen bij meervoudige recidive vaak ook voor een maatregel zoals terbeschikkingstelling (tbs) of plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (isd). Het is dus niet altijd een kwestie van zwaarder of langer straffen, maar ook van anders straffen. Er bestaan grote verschillen in de ernst van de gepleegde delicten en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden. De persoonlijke situatie van de dader kan een grote rol spelen en de mate waarin de dader zich schuldbewust toont. De rechter dient deze aspecten mee te wegen bij het bepalen van zowel de zwaarte als de duur van de straf. Soms wegen deze zo zwaar dat een recidivist toch een relatief lage straf krijgt, en een first offender niet. Daarom moet goed aan procespartijen en de samenleving worden uitgelegd welke factoren bij de strafoplegging een rol hebben gespeeld. Uit het onderzoek blijkt dat de wet voldoende ruimte biedt om bij recidive langdurige(r) detentie op te leggen binnen de bandbreedte van de maximale straf die kan worden opgelegd. Van de wettelijke mogelijkheid om de bandbreedte in geval van recidive verder te verbreden wordt slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik gemaakt. Bij recidive geldt een wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar, maar deze wordt door rechters vaak strikter gehanteerd dan nodig.

Strafmotivering door de rechter

Over de strafmotivering schrijven de onderzoekers dat vaak niet wordt gemotiveerd op welke wijze de (afwezigheid van) een strafblad een rol heeft gespeeld in het bepalen van de strafmodaliteit. Dat is weliswaar in lijn met de rechtspraak van de Hoge Raad dat indien de rechter in verband met de strafoplegging melding maakt van een niet ten laste gelegd feit, ervan mag worden uitgegaan dat die omstandigheid in strafverzwarende zin is betrokken in de strafoplegging, maar het roept wel de vraag op hoe begrijpelijk de motivering van de rechter (voor de verdachte en het grotere publiek) is. Deze lijn in de jurisprudentie ontslaat de strafrechter niet van diens verantwoordelijkheid om uit te leggen of en in welke mate eerder begane strafbare feiten hebben meegewogen bij de strafoplegging in de voorliggende zaak. Dit sluit bovendien aan bij het wetsvoorstel Modernisering Strafvordering waarbij het uitgangspunt bij de beslissing tot strafoplegging lijkt te zijn dat ruime uitleg over die beslissing moet worden verschaft en dat aan procespartijen en de samenleving moet worden uitgelegd welke factoren bij de strafoplegging een rol hebben gespeeld.

Langdurige(r) detentie na recidive van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven

Bron: www.wodc.nl

Laatste nieuws