De afgelopen jaren is gewerkt aan een nieuw Wetboek van Strafvordering omdat het huidige wetboek uit 1926 is verouderd en na ongeveer 150 wijzigingen een lappendeken is geworden. De ministerraad heeft op voorstel van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid en minister Dekker voor Rechtsbescherming op 2 april ingestemd het wetsvoorstel voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering aan de Raad van State voor advies voor te leggen.

Het nieuwe wetboek is techniekonafhankelijk opgeschreven, zodat het wetboek bij nieuwe technologische ontwikkelingen niet steeds aangepast hoeft te worden. Het bevat nieuwe bevoegdheden om beter op te treden tegen nieuwe vormen van digitale criminaliteit. Het gaat bijvoorbeeld om de netwerkzoeking na inbeslagneming van een smartphone of laptop (opsporingsambtenaren mogen in de toekomst ook netwerken doorzoeken vanaf het politiebureau, nu mag dat alleen vanaf de plek van de doorzoeking) en het bevel data-analyse (de politie mag aan providers vragen om bewerkte data, in plaats van enkel ruwe data zoals nu). Verder krijgen de regels voor onderzoek aan smartphones een heldere wettelijke basis.

Privacy
Ook voor de nieuwe opsporingsbevoegdheden wordt gewaarborgd dat in een strafrechtelijk onderzoek alleen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt als dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is. Het uitoefenen van bevoegdheden moet in redelijke verhouding staan tot het beoogde doel (proportionaliteit) en is alleen toegestaan als het doel niet op een andere, minder ingrijpende manier kan worden bereikt (subsidiariteit). In het nieuwe wetboek worden deze algemene rechtsbeginselen van proportionaliteit en subsidiariteit duidelijk benoemd en expliciet beschermd; in het bestaande wetboek is dat niet het geval.

Slachtoffers
Een belangrijk uitgangspunt in het Wetboek van Strafvordering, nu en straks, is dat de opsporing van strafbare feiten gebeurt op een manier die recht doet aan de belangen van het slachtoffer. Het nieuwe wetboek voorziet bijvoorbeeld in een duidelijker regeling voor slachtoffers die aangifte hebben gedaan en willen klagen als politie en het Openbaar Ministerie besluiten geen onderzoek in te stellen. Ook komt er een betere regeling voor slachtoffers die willen kennisnemen van het strafdossier.

Kortere doorlooptijden
Door het nieuwe wetboek kunnen rechtszaken sneller afgehandeld worden. Er komt meer nadruk te liggen op het voorbereidend onderzoek dat voorafgaat aan de behandeling van een strafzaak op de rechtszitting. De rechter-commissaris neemt de onderzoeksbeslissingen tot het moment dat de officier van justitie de procesinleiding heeft ingediend. Dat betekent: geen driemaandelijkse pro-formazittingen meer, snellere beslissingen en sneller uitvoeren van onderzoekswensen.

Verdediging
De advocaat krijgt de mogelijkheid in een eerder stadium van de zaak een actievere rol te vervullen. Gedurende het hele opsporingsonderzoek, tot aan de inhoudelijke zitting toe, kan de verdediging de rechter-commissaris benaderen met onderzoekswensen. Ook moet de officier van justitie uiterlijk drie maanden nadat de gevangenhouding van een verdachte is bevolen de verdachte en de rechter-commissaris informeren over de stand van het onderzoek. De verdachte krijgt dan zoveel mogelijk inzage in de processtukken die er al zijn verzameld. Zo krijgt hij de kans om zijn verdediging beter voor te bereiden.

Volgende stap
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Laatste nieuws