De kans is heel erg klein dat het wettelijk doel van 55% CO2-emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990 wordt gehaald. Dat oordeelt de Afdeling advisering van de Raad van State in een op 16 september 2025 gepubliceerde beschouwing van het concept van de Klimaat- en Energienota 2025. De cijfers van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) laten zien dat er, ook bezien in relatie tot de ramingen in de voorgaande jaren, nauwelijks vooruitgang is geboekt om dichter bij het halen van de klimaatdoelstellingen voor 2030 te komen.
De Afdeling schrijft dat de stagnatie rond het behalen van de klimaatdoelen in feite betekent dat er achteruitgang is. Er moeten daardoor in de toekomst grotere stappen worden gezet om de klimaatdoelen alsnog te kunnen halen. Het kabinet lijkt met de keuzes in de concept-Klimaat- en Energienota de problemen vooral meer in de tijd vooruit te schuiven, zonder dat wordt ingegaan op wat dit betekent voor het behalen van de klimaatdoelen en de betaalbaarheid van de verduurzamingsopgaven in de toekomst. Volgens de Afdeling past temporiseren niet bij de noodzaak van het nú voeren van consistent en voorspelbaar beleid om de klimaatdoelen te halen. Volgens de Afdeling zou in het klimaatbeleid nadrukkelijker onderscheid moeten worden gemaakt tussen verschillende vormen van bedrijvigheid. Aan de ene kant gaat het dan om bedrijvigheid die noodzakelijk is voor het versterken van het groeivermogen en het ontwikkelen van duurzame concurrerende industrie. Aan de andere kant gaat het om activiteiten waarvoor dat niet of in mindere mate geldt. Investeringen en aandacht zouden primair moeten worden gericht op de kansrijke, innovatieve bedrijvigheid, die over voldoende fysieke ruimte moet kunnen beschikken en waarvoor voldoende mensen en middelen beschikbaar moeten zijn. Meer in het algemeen is het volgens de Afdeling zaak om in het klimaat- en energiebeleid in te spelen op belemmerende factoren. Naast de aanpak van de netcongestie is het van belang om ook aan andere maatregelen te werken om de problematiek van de schaarste aan middelen, mensen en materialen zo goed mogelijk het hoofd te bieden. Innovatie kan daarbij helpen. Daarnaast is het belangrijk om besparingsmogelijkheden optimaal te benutten en om in te zetten op gedragsverandering van producenten, consumenten en overheden. Ook een slimmere benutting van het elektriciteitsnet verdient daarbij de aandacht.
Stevig structureel beleid is steeds urgenter
Het PBL schrijft in de Klimaat- en Energieverkenning 2025 dat het aantal potentiële beleidspaden naar 55 procent emissiereductie in 2030 zonder serieuze economische pijn of maatschappelijke weerstand steeds kleiner wordt, terwijl er voor de periode na 2030 nog weinig emissiereductie in de pijplijn zit. Het is dan ook van groot belang om meer stevige maatregelen te nemen die een structurele transitie voor de langere termijn ondersteunen. Daarbij blijft het belangrijk om te beseffen dat het doel van 55 procent emissiereductie in 2030 in lijn is met klimaatneutraliteit in 2050. Als het doel in 2030 niet gehaald wordt, wordt de uitdaging daarna alleen maar groter. Om het doel in 2030 met respectievelijk 50 en 95 % zekerheid te halen is een extra uitstootbeperking van 13 en 22 megaton CO2-equivalenten nodig. Doorrekenbare plannen die op 1 mei nog niet waren uitgewerkt (aanvullend beleid) kunnen daarvan 4 megaton invullen. Het zou nuttig zijn om meer beleid specifiek op energiebesparing te richten. Dat draagt niet alleen bij aan vermindering van emissies en importafhankelijkheid, maar ook aan een lagere energierekening voor huishoudens en bedrijven. Beleid is vaak meer gericht op emissiereductie dan op energiebesparing. In het basispad is de kans erg klein (circa 10 procent) dat het Europese doel voor de vermindering van finaal energieverbruik wordt gehaald.
Concept-Klimaat- en Energienota 2025 (RvS)
Klimaat- en Energieverkenning 2025 (PBL)
Bronnen: www.raadvanstate.nl en www.pbl.nl