Een oud raadsheer in de Hoge Raad en waarnemend AG is op 30 juni jl. door de Hoge Raad op de vingers getikt wegens het geven van een prognose in een Belgische procedure over hoe een procedure die in Nederland nog onder de rechter is af zou kunnen lopen.

De Russische Federatie deed beklag over het feit dat deze oud magistraat, tot 1 mei 2016 raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, zich jegens haar heeft gedragen op een wettelijk verboden althans onbehoorlijke wijze. Daartoe stelt de Russische Federatie dat verweerder, tegen betaling van een honorarium, op 29 januari 2016 op verzoek van de advocaten van Yukos Universal Limited een schriftelijke verklaring heeft uitgebracht, inhoudende een aan de Belgische rechter gegeven opinie over de kans van slagen van de door de Russische Federatie bij de Rechtbank Den Haag aanhangig gemaakte procedures tot tot vernietiging van de tussen de Russische Federatie en Yukos gewezen arbitrale vonnissen. Betoogd werd dat door het uitbrengen van die verklaring is gehandeld in strijd met art. 12 RO en de behoorlijkheidsnorm van art. 13f RO zijn geschonden.

Artikel 12 RO

Met betrekking tot de klacht dat in strijd met art. 12 RO is gehandeld, is  aangevoerd dat het de verweerder, raadsheer in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, op grond van dit artikel is verboden zich in te laten met een partij of haar advocaat over enig geschil waarvan hij kan weten of vermoeden dat het voor de Hoge Raad aanhangig zal worden. Hierover oordeelt de Hoge Raad dat het verbod uitsluitend is gericht tot de rechter die van de zaak kennisneemt of naar redelijkerwijs valt te verwachten in de toekomst van die zaak zal kennisnemen. Ten tijde van het uitbrengen van de verklaring kon er, zoals de verweerder onweersproken heeft aangevoerd, met zekerheid van worden uitgegaan dat het in de vernietigingsprocedure aan de orde zijnde geschil niet aan hem als lid van de Hoge Raad zou kunnen worden voorgelegd. Vast stond immers dat hij kort daarna (per 1 mei 2016) zou defungeren wegens het bereiken van de wettelijke leeftijdgrens van zeventig jaren. De klacht dat de verweerder gehandeld heeft in strijd met art. 12 RO, wordt daarom ongegrond verklaard.

Artikel 13f RO

De klacht houdt verder in dat de behoorlijkheidsnorm van art. 13f RO is geschonden. In zijn verklaring geeft verweerder, zich onder meer beroepend op zijn grote ervaring als hoge rechterlijk ambtenaar, een onomwonden negatief oordeel over de kans van slagen van de door de Russische Federatie tegen de opdrachtgevers van de verweerder ingestelde en nog aanhangige rechtsvordering bij de Rechtbank Den Haag. Verweerder moet hebben beseft dat dit voor de Russische Federatie negatieve oordeel de Federatie ernstig nadeel kan toebrengen. Verweerder heeft zijn oordeel bewust niet gemotiveerd en bewust niet van alle processtukken kennis genomen. Voor zover een Nederlandse rechterlijk ambtenaar al op verzoek van één der partijen zich in een opinie, onder vermelding van zijn rechterlijke functie, mag uitlaten over de slagingskans van een concrete vordering die door de wederpartij aan een Nederlandse rechter is voorgelegd, zal dat slechts mogen gebeuren op een grondige, evenwichtige en gemotiveerde wijze. Maar onder benadrukking van (o.a.) zijn eigen rechterlijke status beoogt verweerder met zijn inschatting van de afloop van de in Nederland aanhangige vernietigingsprocedure ten gunste van zijn opdrachtgevers en dus ten nadele van de Russische Federatie, (primair) de Belgische rechter te beïnvloeden. Aldus de klaagster.

Volgens de Hoge Raad moet aangenomen worden dat deze verklaring door Yukos in de Belgische procedure is ingebracht omdat Yukos van belang achtte de Belgische rechter, met het oog op het te nemen schorsingsverzoek, voor te lichten over de slagingskans van de vernietigingsprocedure. Het gewicht dat aan de niet-gemotiveerde opinie van verweerder moet worden toegekend is in het bijzonder gestoeld op zijn ‘lange rechterlijke ervaring’ en daarmee tevens op het gezag dat hij genoot als – toen nog – lid van de Hoge Raad. Ook al is niet aannemelijk dat hij zich bij het vormen van zijn – voor zijn opdrachtgever gunstige – opinie heeft laten leiden door diens belangen, neemt dat niet weg dat ervan kan worden uitgegaan dat Yukos de opinie van verweerder heeft gezocht en ingebracht in de Belgische procedure niet slechts vanwege de deskundigheid van verweerder, maar ook vanwege diens positie als lid van de Hoge Raad. Hierdoor kon bij klaagster de indruk ontstaan dat deze hoedanigheid van de partijdeskundige een zodanige rol zou kunnen spelen in de procedure ten overstaan van de Belgische rechter met betrekking tot de verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging dat zij daartegen geen toereikend verweer kon voeren. Verweerder had de kans dat zijn hoedanigheid als lid van de Hoge Raad die rol zou kunnen spelen onder ogen moeten zien en zich vervolgens van het geven van een ongemotiveerde opinie over de slagingskans van de vernietigingsprocedure behoren te onthouden. Op grond daarvan komt de Hoge Raad tot het oordeel dat verweerder door het uitbrengen van zijn verklaring zich niet behoorlijk heeft gedragen in de zin van art. 13f, eerste lid, RO. In zoverre wordt de klacht gegrond verklaard.   


ECLI:NL:HR:2017:1188

Laatste nieuws