Hoge rechters als de Raad van State, Hoge Raad kunnen advies vragen aan Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de toepassing van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In de afgelopen vier jaar dat dat mogelijk was, hebben zij daar geen gebruik van gemaakt. Ook buitenlandse rechters zijn terughoudend bij het indienen van adviesverzoeken bij het EHRM. De rechters zien wel de meerwaarde ervan, maar vinden het primair aan henzelf om het nationale recht uit te leggen en toe te passen. Dat blijkt uit een op 13 september 2023 gepubliceerd onderzoek van de Universiteit Utrecht, in opdracht van het WODC.

Uit de interviews bij de Nederlandse gerechten blijkt dat er nog geen zaken zijn geweest die zij niet zelf, op basis van een eigen analyse van het EVRM en de EHRM-rechtspraak, op een bevredigende manier konden oplossen. Daarnaast speelt mee dat veel zaken ook een EU-rechtelijke component hebben. Wanneer er onduidelijkheid is over de toepassing van het EU-recht, dan kiezen de rechters voor het vragen van een uitleg aan het Hof van Justitie van de EU (HvJ) via een prejudiciële procedure die rechters in een aantal gevallen verplicht moeten volgen en dat daarmee vóór het EVRM gaat. Daarnaast bestaat het beeld dat de procedure bij het EHRM kan leiden tot vertraging in de nationale procedure. Dat vinden de gerechten bijzonder problematisch in zaken over bijvoorbeeld gedwongen opname of vreemdelingenzaken. Uit het onderzoek blijkt wel dat de duur van de adviesprocedure korter is dan die van de procedure bij het HvJ.

Protocol 16 EVRM

Op 1 juni 2019 is Protocol 16 bij het EVRM in werking getreden voor Nederland. Daarmee kunnen hoge rechters advies vragen aan het EHRM over de toepassing van het EVRM. Het doel van het Protocol is om de dialoog te bevorderen tussen de Europese rechters en de nationale rechters. Daardoor kunnen mensenrechten in nationale procedures beter worden beschermd. Daarnaast is het idee dat met een juiste toepassing van het EVRM in nationale rechtszaken, klachten bij het EHRM voorkomen kunnen worden. Nog niet alle lidstaten van de Raad van Europa hebben Protocol 16 geratificeerd. Verschillende Europese landen zijn terughoudend als het gaat om het goedkeuren van het Protocol. Uit het onderzoek blijkt dat zij bang zijn dat het EHRM zich te actief gaat bemoeien met nationale grondrechtkwesties. Aan de andere kant zien buitenlandse en Nederlandse rechters een meerwaarde als er nieuwe rechtsvragen zijn waarover het EHRM nog geen duidelijke uitspraken heeft gedaan. Op basis van het beperkte aantal gevraagde en uitgebrachte adviezen tot nu toe is niet goed te zeggen of de adviesprocedure positief bijdraagt aan de implementatie van het EVRM op nationaal niveau.

Inhoudelijke criteria voor adviesaanvraag

De onderzoekers formuleren in het rapport inhoudelijk criteria waaraan voldaan moet zijn om het indienen van een adviesverzoek zinvol te maken. Deze criteria hangen samen met de verwachte meerwaarde van een EHRM-advies en de kosten daarvan. De criteria worden breed ondersteund door zowel de Nederlandse respondenten als de buitenlandse rechters. Aangenomen kan worden dat het zinvol is om een adviesverzoek in te dienen onder Protocol 16 als aan de volgende vier criteria is voldaan:

  1. Het verkrijgen van een duidelijke EHRM-uitleg heeft voor de aanhangige zaak (en eventuele vergelijkbare zaken die bij lagere instanties aanhangig zijn) echt toegevoegde waarde. Die toegevoegde waarde kan er bijvoorbeeld zijn als er tegenstrijdige of inconsistente EHRM- rechtspraak is over de voorliggende materie of als er nog maar weinig EHRM-rechtspraak is over een bepaald onderwerp. Dat laatste kan zich onder andere voordoen bij nieuwe rechtsvragen die het EHRM nog niet heeft kunnen behandelen, zoals bij technologische kwesties of nieuwe opsporingsmethoden.
  2. Een zaak roept een algemene uitlegvraag op die ook op basis van zorgvuldige analyse van EHRM-rechtspraak niet kan worden beantwoord en die gemakkelijk genoeg ‘vertaalbaar’ is naar een adviesverzoek. Relevant is ook of de zaak een zeker ‘uitstralingseffect’ heeft, in die zin dat het antwoord op de adviesvraag voor een groter aantal zaken (in binnen- en buitenland) relevant is.
  3. De EVRM-kwestie vormt een kernaspect van de zaak.
  4. Er zijn geen EU-rechtelijke aspecten aan de zaak verbonden; is dat wel zo, dan heeft de prejudiciële procedure bij het HvJ EU de voorkeur.

Deze vier criteria sluiten goed aan bij de genoemde hoofddoelen van het Protocol. Ze passen bovendien bij de taakverdeling tussen de nationale rechters en het EHRM en tussen het EHRM en het HvJ EU.

Protocol 16 EVRM - Achtergronden, betekenis, effecten en ervaringen

Bron: www.uu.nl

Laatste nieuws