De Hoge Raad heeft op 26 september 2025 geoordeeld dat de Beroepsopleiding Advocatuur scholing is die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van advocaat-stagiaire. De werkgever moet daarom volgens de wet de kosten ervan betalen. Een studiekostenbeding waarin wordt afgesproken dat de kosten geheel of deels voor rekening van de advocaat-stagiaire komen, is niet geldig. Het hof Den Haag had aan de Hoge Raad prejudiciële vragen (ECLI:NL:GHDHA:2024:1877) gesteld over de geldigheid van een tussen een werkgever en een werknemer overeengekomen studiekostenbeding.

Aanleiding voor het stellen van de prejudiciële vragen was een geschil tussen een advocatenkantoor en een advocaat-stagiaire over de rechtsgeldigheid van zo’n beding De advocaat-stagiaire werd op staande voet ontslagen. Het advocatenkantoor eiste daarop terugbetaling van de kosten van de beroepsopleiding.

Oordeel Hoge Raad

Een werkgever is op grond van de wet onder meer verplicht zijn werknemers in staat te stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun functie. De Hoge Raad oordeelt dat de Beroepsopleiding Advocatuur een noodzakelijke opleiding is voor de functie van advocaat-stagiaire. De opleiding is namelijk verplicht en gericht op het werk dat de advocaat-stagiaire verricht (training on the job). Het advocatenkantoor is daarom als werkgever op grond van de wet verplicht de advocaat-stagiaire in staat te stellen deze opleiding te volgen. Als een werkgever een bepaalde opleiding op grond van de wet aan een werknemer moet aanbieden omdat deze noodzakelijk is voor het werk van die werknemer, moet die opleiding zonder kosten voor de werknemer worden aangeboden. Dit volgt uit het nationaal en het Europese recht. Dat geldt dus ook voor de Beroepsopleiding Advocatuur. Een afspraak dat kosten van de opleiding onder omstandigheden voor rekening van de werknemer komen (studiekostenbeding), is daarom niet geldig.

ECLI:NL:HR:2025:1386

Bron: www.hogeraad.nl

Laatste nieuws