De Hoge Raad heeft in een arrest van 18 november 2022 geoordeeld dat er geen belastingrente mag worden berekend over de periode waarover de Belastingdienst al beschikte over het bedrag vanwege de betaling van een eerdere voorlopige aanslag.

De zaak gaat over de situatie dat een belastingplichtige eerst een bedrag aan belasting op een voorlopige aanslag heeft betaald en een deel van dat bedrag op een later tijdstip weer via een tweede voorlopige aanslag heeft terugontvangen. Bij een derde voorlopige aanslag blijkt de belastingplichtige toch nog te moeten bijbetalen. Over het bij te betalen bedrag van die derde voorlopige aanslag werd belastingrente berekend. Die belastingrente werd ook berekend over een deel van de periode tussen de eerste voorlopige aanslag en de voorlopige teruggaaf, terwijl de Belastingdienst in die periode al over het bedrag aan belasting beschikte dat uiteindelijk nog op de derde voorlopige aanslag moest worden bijbetaald. In geschil is of in een dergelijk geval over die periode terecht belastingrente in rekening is gebracht. Het Hof oordeelde dat de wettelijke regeling over belastingrente correct is toegepast en dat de rente terecht in rekening is gebracht. De belastingplichtige stelde beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

Hoge Raad
De Hoge Raad is van oordeel dat het gevolg van de letterlijke toepassing van de belastingrenteregeling niet kan worden aanvaard. Dat zou volgens de Hoge Raad leiden tot een onverklaarbare afwijking van de regeling over verzuimrente in de Algemene wet bestuursrecht (de Awb), bij welke regeling de wetgever heeft willen aansluiten. Die regeling voorziet erin dat rente wordt berekend wanneer het bestuursorgaan of de burger in verzuim is. De verzuimrenteregeling in de Awb is gebaseerd op en verwijst naar de regeling over de wettelijke rente in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald dat het niet-voldoen van een vordering in geld leidt tot renteschade die gecompenseerd dient te worden. Deze verzuimrenteregelingen, waarbij de fiscale wetgever heeft willen aansluiten, veronderstellen dus het bestaan van een nog niet betaalde hoofdsom en te compenseren renteschade. Deze elementen ontbreken echter in een geval als dit voor de periode dat de Belastingdienst beschikte over het verschuldigde belastingbedrag. Daarom mag over die periode geen belastingrente worden berekend. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en vermindert het bedrag aan belastingrente.

ECLI:NL:HR:2022:1673

Bron: www.hogeraad.nl

Laatste nieuws