De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 17 juli 2025 in drie zaken tussenuitspraak gedaan over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van mensen met ME/CVS. Voor deze tussenuitspraken heeft de CRvB advies ingewonnen bij een gezaghebbende, medisch deskundige. Deze deskundige adviseerde dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) meer rekening moet houden met de gevolgen van de ziektebeelden. De CRvB draagt het UWV op om de zaken beter te motiveren, of nieuwe besluiten te nemen.
In deze drie zaken heeft het UWV beslist over de mate van arbeidsongeschiktheid van personen met de ziekte ME/CVS (Myalgische Encefalomyelitis /Chronisch vermoeidheidssyndroom). Deze drie personen zijn het oneens met de besluiten van het UWV en vinden dat zij als gevolg van hun ziekte veel meer beperkt zijn dan door het UWV is aangenomen. Het UWV vindt bijvoorbeeld dat de drie betrokken personen 32 of 40 uur per week zouden kunnen werken, terwijl zij zelf zeggen dat dit niet mogelijk is. Het gaat niet alleen over de omvang van de beperkingen door ME/CVS, maar ook over de manier waarop die beperkingen zijn onderzocht.
Wetenschappelijk onderbouwde onderzoeksmethoden
De betrokken personen hadden medische informatie ingebracht die een ander licht wierp op de beoordeling door de verzekeringsartsen van het UWV. Om duidelijkheid te krijgen heeft de Centrale Raad van Beroep emeritus hoogleraar interne geneeskunde prof. dr. J.W.M. van der Meer benoemd als deskundige. De CRvB heeft hem gevraagd te adviseren over onderzoeksmethoden om ME/CVS en daarvan ondervonden beperkingen vast te stellen. In zijn rapporten heeft prof. dr. Van der Meer overtuigend gemotiveerd dat de onderzoeksmethoden wetenschappelijk onderbouwd zijn en kunnen helpen bij het vaststellen van de belastbaarheid van mensen met ME/CVS. Ook heeft de deskundige geconcludeerd dat het UWV in de drie zaken onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen als gevolg van ME/CVS. De door het UWV genomen besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van de drie betrokken personen zijn onvoldoende onderbouwd. Het UWV moet die besluiten beter motiveren of nieuwe besluiten nemen. Daarbij moet het UWV uitdrukkelijk ook de resultaten betrekken van de onderzoeken waarover prof. dr. Van der Meer heeft geadviseerd.
ECLI:NL:CRVB:2025:990
ECLI:NL:CRVB:2025:991
ECLI:NL:CRVB:2025:992
Bron: www.rechtspraak.nl