Door wetswijzingen in zowel 2008 als 2017 kunnen tbs-gestelden als zij uit de kliniek komen, een langere periode onder toezicht worden geplaatst. De belangrijkste doelstelling van die wijzigingen, het verminderen van recidive, is niet behaald. Dat blijkt uit een op 26 mei 2025 gepubliceerd onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC). Enkele subdoelen zijn wel behaald, zo zijn er minder heropnames van tbs-patiënten in de kliniek (hervattingen) na de wetswijziging van 2008.
Met enige regelmaat ontstaat maatschappelijke onrust als tbs-gestelden, veelal daders van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, terugkeren in de maatschappij. Er wordt gedacht dat deze mensen vaak in herhaling vallen en opnieuw een delict zullen plegen. Door de (maximale) periode van toezicht te verlengen, wordt geprobeerd effectiever toezicht te houden en daarmee het aantal recidivegevallen te verminderen. Het WODC onderzocht de effectiviteit van de twee wetswijzigingen die zien op de duur van de voorwaardelijke beëindiging van de tbs-verpleging (VB). De eerste wetswijziging vloeide voort uit het parlementaire onderzoek naar de tbs-maatregel en de tweede uit de Wet Langdurig Toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (Wlt). Uit het onderzoek blijkt dat het aantal tbs-gestelden dat opnieuw de fout in gaat (de recidive) over het algemeen laag is. Zo is het aantal tbs-gestelden dat opnieuw een zeer ernstig gewelds- of zedendelict pleegt gemiddeld niet hoger dan 10% binnen 10 jaar na terugkeer in de maatschappij (van 1.325 ex-tbs-gestelden). Deze cijfers zijn na de wetswijzigingen niet veel veranderd, ondanks dat er lichte verschillen zijn gevonden. Dat geldt voor de wetswijziging van 2008 voor zowel recidive tijdens als ook recidive na de VB. Ook na de wetswijziging van 2017 is het gemiddeld aantal tbs-gestelden dat recidiveert vrijwel gelijk. Deze bevinding geldt alleen voor de recidive tijdens VB. Doordat de wetswijziging van 2017 nog te kort geleden van kracht is geworden om al voor te kunnen komen in de praktijk, konden voor deze wetswijziging nog geen recidivecijfers na afloop van VB worden bepaald.
Onvoldoende noodzaak voor wetswijziging 2017
Andere, secundaire doelstellingen van de wetswijziging van 2008 zijn wel (deels) behaald. Zo is het percentage tbs-gestelden dat opnieuw aan de tbs-behandeling moet beginnen (hervattingen) significant gedaald. Ook is het gemiddeld aantal strafzaken per gerecidiveerde tbs-gestelde lager, zien we dat er minder contraire beëindigingen zijn (waarbij de rechter de tbs beëindigd tegen het advies van de kliniek in), en dat de doorstroom van de behandeling in de tbs-kliniek naar VB en de uitstroom uit VB (en daarmee tbs) zijn bevorderd. Voor de wetswijziging van 2017 is daarentegen slechts beperkte noodzaak te vinden. Deze wetswijziging is ingevoerd zonder de evaluatie van de wetwijziging in 2008 af te wachten. Volgens de onderzoekers is de wijziging daardoor onvoldoende evidence informed vormgegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de wijziging van 2017 niet nodig was. De wijzigingen in 2008 boden al voldoende mogelijkheden van verlening van de VB.
Inzicht in toezicht: tbs-gestelden langdurig(er) voorwaardelijk vrij – De evaluatie van twee wetswijzigingen
Bron: www.wodc.nl