De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 22 september 2025 een advies gepubliceerd over het conceptwetsvoorstel van de Minister van VRO om de Huisvestingswet 2014 te wijzigen voor een verbod op voorrang voor vergunninghouders, ook wel statushouders genoemd. De Afdeling heeft fundamentele bezwaren tegen het voorstel en adviseert de regering om het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen.
Het conceptwetsvoorstel nieuwe regels inzake huisvesting vergunninghouders introduceert een, gefaseerd in te voeren, verbod om aan vergunninghouders voorrang te verlenen voor sociale huurwoningen. De Afdeling constateert in haar advies dat vergunninghouders een ongunstige uitgangspositie hebben op de woningmarkt. Dit wetsvoorstel ontneemt gemeenten de mogelijkheid om deze achterstand met een voorrangsregeling te compenseren. Als een instrument voor het compenseren van ongelijkheid voor één bepaalde groep wordt ingetrokken, terwijl die groep zich niet in een gelijke uitgangssituatie bevindt, leidt dit tot ongelijke behandeling. De regering kondigt maatregelen aan om de positie van vergunninghouders op de woningmarkt te verbeteren en hen in een gelijke startpositie te brengen als andere woningzoekenden. Maar volgens de Afdeling is het niet realistisch om te verwachten dat deze maatregelen tijdig het benodigde effect zullen hebben. Vergunninghouders blijven daardoor op achterstand staan. Hierdoor komt het wetsvoorstel in strijd met het recht op gelijke behandeling dat door de Grondwet wordt gewaarborgd. Onder de Huisvestingswet 2014 hebben gemeenten beleidsvrijheid bij het bepalen van urgentiecategorieën. Het gevolg van de regeling die nu wordt voorgesteld, is dat gemeenten helemaal niet meer kunnen beslissen om vergunninghouders als groep voor voorrang in aanmerking te brengen, terwijl zij daar bij uitstek toe in staat zijn. Het voorstel maakt het voor gemeenten bovendien zeer moeilijk om te voldoen aan de wettelijke taakstelling om vergunninghouders te huisvesten. De Afdeling concludeert dat het wetsvoorstel leidt tot ongelijke behandeling in strijd met de Grondwet, omdat niet aannemelijk is dat de maatregelen die de regering aankondigt om de vereiste gelijke startpositie te bewerkstelligen, tijdig het benodigde effect hebben. Gecombineerd met het feit dat gemeenten in een zeer moeilijke positie worden gebracht, kan de Afdeling niet positief over het wetsvoorstel adviseren. Zij adviseert de regering om het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen.
Advies Wetsvoorstel voor het schrappen van voorrang voor statushouders in de sociale huur
Bron: www.raadvanstate.nl