De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft een conclusie gevraagd aan staatsraad advocaat-generaal Tonny Nijmeijer. Het gaat om de vraag hoe de rechter regels van een omgevingsplan kan toetsen in een vergunningsprocedure.

Een omwonende kwam tegen de vergunning voor een woontoren in beroep bij de rechtbank. Volgens hem is de vergunning ten onrechte gebaseerd op regels uit het bestemmingsplan. Die regels zouden in strijd zijn met de rechtszekerheid. De rechtbank oordeelde met toepassing van het zogenoemde evidentiecriterium dat één regel in strijd is met de rechtszekerheid, omdat de regel onvoldoende houvast biedt over de toelaatbare hoogbouw. Andere regels uit het plan vond de rechtbank wel rechtszeker. Tegen de uitspraak van de rechtbank komen de projectontwikkelaar, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en de omwonenden in hoger beroep. Zij zijn het om uiteenlopende redenen niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Volgens de omwonende gaat de uitspraak van de rechtbank niet ver genoeg en zijn er ook andere regels in het plan rechtsonzeker. Het college van burgemeester en wethouders en de projectontwikkelaar menen juist dat de rechtbank te ver is gegaan door de planregel in strijd met de rechtszekerheid te achten. Hun bezwaren hebben de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak aanleiding gegeven om staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer een conclusie te vragen.

Verzoek aan de staatsraad advocaat-generaal

De rechtbank paste in haar uitspraak het zogenoemde evidentiecriterium toe. De vraag is of de rechter dit criterium in omgevingszaken zoals deze kan blijven toepassen of dat dit moet worden losgelaten. Daarbij vraagt de voorzitter of de staatsraad advocaat-generaal onder andere rekening wil houden met de volgende factoren:

  • de mogelijkheid dat pas in de vergunningsfase duidelijk kan zijn wat de gevolgen zijn van de regels van het (omgevings)plan;
  • de omstandigheid dat de regels van een (omgevings)plan ten tijde van de planprocedure acceptabel kunnen zijn, maar naarmate de feitelijke uitvoering van het plan vordert, niet meer.

Als het evidentiecriterium los moet worden gelaten, dan is de vraag hoe de bestuursrechter de regels van een omgevingsplan dan moet toetsen. Kan worden aangesloten bij de wijze van exceptieve toetsing van algemeen verbindende voorschriften of zijn er andere toetsingsmogelijkheden?

Bron: www.raadvanstate.nl

Laatste nieuws