Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft op 3 september beslist dat een buitenlands beleggingsfonds volledige vennootschapsbelasting moet betalen. Eerder oordeelde de Rechtbank Zeeland-West-Brabant dat voor een aantal boekjaren het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) van toepassing was, en dat het fonds voor een deel in aanmerking kwam voor het fbi-regime.

Het fbi-regime zorgt ervoor dat bij het fonds 0% vennootschapsbelasting wordt geheven, mits de winst binnen 8 maanden na afloop van het jaar als dividend wordt uitgekeerd aan de deelnemers (participanten). In plaats van vennootschapsbelasting die door het fonds wordt betaald, moet de participant dividendbelasting betalen. De belastingdruk van de participant is vergelijkbaar met die van de belegger die rechtstreeks – dus zonder tussenkomst van een fbi – belegt.

In het buitenland gevestigde fondsen vallen niet onder de Nederlandse dividendbelasting. Een buitenlands fonds met fbi-status kan van de (buitenlandse) participanten geen dividendbelasting inhouden. Nederland loopt daardoor belasting mis. Daarbij komt dat buitenlandse participanten veelal ook niet anderszins in het buitenland in de belastingheffing worden betrokken voor resultaten die worden behaald met beleggen in Nederlandse onroerende zaken.

Een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds dat belegt in Nederlandse onroerende zaken vindt in deze zaak dat het fbi-regime volledig op haar van toepassing is.

Het fbi-regime is in 2007 gewijzigd. Omdat deze zaak betrekking heeft op meerdere boekjaren, maakt het hof een onderscheid tussen het oude en het nieuwe fbi-regime. Onder het oude fbi-regime mochten buitenlandse fondsen geen gebruik maken van het regime. Het hof vindt dit onderscheid tussen Nederlandse en buitenlandse fondsen een beperking van de vrijheid van kapitaalverkeer zoals dat in de Europese Unie geldt. Het hof vindt echter dat die beperking gerechtvaardigd is. Tegenover het 0%-tarief in de vennootschapsbelasting staat de verplichting om winst uit te keren. Omdat het buitenlandse fonds niet onder de Nederlandse dividendbelasting valt, zou Nederland helemaal geen belasting kunnen heffen. Wel vindt het hof dat het buitenlandse fonds de mogelijkheid moet krijgen om een vervangend bedrag te betalen dat gelijk is aan de dividendbelasting die geheven zou worden als sprake zou zijn van een Nederlands fonds. Als een buitenlands fonds instemt met die vervangende betaling dan vindt het hof dat het fbi-regime kan worden toegepast en hoeft het buitenlandse fonds geen vennootschapsbelasting te betalen. Dit fonds heeft daar echter niet mee ingestemd en dus heeft de inspecteur het fbi-regime terecht niet toegepast.

Onder het nieuwe fbi-regime mogen buitenlandse fondsen wel een beroep doen op het fbi-regime. Daarvoor is niet vereist dat dividendbelasting wordt voldaan over de uitgekeerde winst. Wel is vereist dat in het voorafgaande jaar de bezittingen van het fonds worden gewaardeerd tegen de waarde in het economische verkeer en dat reserves van het fonds tot de winst worden gerekend, zodat daarover vennootschapsbelasting wordt betaald. Dat heeft dit fonds niet gedaan en het fonds stemt daar ook niet alsnog mee in. Om die reden is het nieuwe fbi-regime ook niet van toepassing. De vennootschapsbelasting moet daarom alsnog worden betaald.

 

Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2021:2629

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws