De Minister van VenJ stuurde de Kamer een brief (18-03-2014) bij de aanbieding van het rapport ‘De bestuursrechtelijke geldschuldenregeling. Titel 4.4 Awb geëvalueerd’.

Doelstelling van het onderzoek was om de werking van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inzake bestuursrechtelijke geldschulden in de praktijk te evalueren. De onderzoekers concluderen ten aanzien van de administratieve lasten dat er voor burgers niet zoveel lijkt te zijn veranderd door de invoering van titel 4.4 Awb. De directe kosten die gepaard gaan met de afwikkeling van een betalingsbeschikking en het invorderingsproces zijn niet gewijzigd en titel 4.4 Awb heeft evenmin geleid tot een toe- of afname van informatieverplichtingen. Voor bestuursorganen concluderen de onderzoekers dat de verwachting van de regering dat de toename van het aantal beslismomenten niet tot noemenswaardige extra lastendruk zou leiden, lijkt te zijn uitgekomen. Ook van een verschuiving van lasten van deurwaarders naar bestuursorganen lijkt nauwelijks sprake te zijn geweest. De onderzoekers wijzen erop dat de geldschuldentitel op lang niet alle bestuursrechtelijke geldschulden wordt toegepast; er bestaan nog steeds verschillende invorderingssystemen naast elkaar en daarnaast doen de afwijkingen in bijzondere wetten van titel 4.4 Awb naar het oordeel van de onderzoekers afbreuk aan de uniformiteit en de eenvoudige toepasbaarheid van de geldschuldentitel. Verder blijkt uit het onderzoek dat de praktijk de bepalingen van titel 4.4 Awb op zichzelf duidelijk en goed toepasbaar vindt. Niettemin geven de onderzoekers aan dat de regeling op punten wat gedetailleerder had mogen zijn (bijv. in het geven van materiële normen over de uitoefening van invorderingsbevoegdheden en in het geven van regels over de fase die voorafgaat aan de betalingsbeschikking).

Laatste nieuws