Het gaat in deze zaak om een zogenoemde ‘corona-betekening’. Daarmee wordt gedoeld op een betekening op de voet van art. 47 lid 1 Rv (met achterlating van een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan de woonplaats (het woonhuis) van degene voor wie het exploot is bestemd), zonder dat eerst getracht is te betekenen op de voet van art. 46 lid 1 Rv (in persoon). Kort gezegd: het exploot is door de brievenbus gedaan zonder dat eerst geprobeerd is het te overhandigen aan de persoon voor wie het bestemd is.

De AG adviseerde over de vraag of een betekening op de voet van art. 47 lid 1 Rv (met achterlating van een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan de woonplaats van de geëxploteerde), zonder dat eerst is geprobeerd te betekenen op de voet van art. 46 lid 1 Rv (in persoon), in overeenstemming met de wettelijke regels over de betekening van exploten.

Volgens de AG kan 'niet kan worden gezegd dat er onder de huidige omstandigheden bij de betekening aan een huisadres van een natuurlijk persoon vanuit moet worden gegaan dat steeds voldaan is aan de voorwaarde van art. 47 lid 1 Rv, omdat betekening van het exploot in persoon niet mogelijk is. Met inachtneming van risicobeperkende maatregelen (...) kan (...) ook onder de huidige omstandigheden in beginsel van de deurwaarder worden gevergd dat hij eerst probeert om een exploot in persoon te betekenen. Er is onvoldoende reden om aan te nemen dat in de huidige omstandigheden steeds sprake is van een feitelijke onmogelijkheid om op de voet van art. 46 lid 1 Rv in persoon te betekenen (zolang de RIVM-richtlijnen voorschrijven dat afstand moet worden gehouden).'

 

ECLI:NL:PHR:2020:442  

 

 

Laatste nieuws