
Uitvoeringsverplichtingen zijn een belangrijk instrument voor de overheid om publieke belangen te waarborgen binnen een marktcontext. Zij verplichten vergunning- en concessiehouders om daadwerkelijk de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning of concessie is verleend. Ondanks de terugtred van de overheid in veel sectoren sinds de jaren ’90, blijft zij eindverantwoordelijk voor de bescherming van publieke belangen. Via uitvoeringsverplichtingen kan de overheid gericht sturen op de wijze van uitvoering: voorschriften kunnen niet alleen bepalen dát een activiteit moet worden verricht, maar ook hóe dit dient te gebeuren en op welke manier aan de verplichting kan worden voldaan. Tegelijkertijd beschikken vergunning- en concessiehouders over uitgebreide ervaring in het exploiteren van de gereguleerde dienst en eigen inzichten over de (beste) wijze van uitvoering. Dit roept juridische en beleidsmatige vragen op over de rechtmatigheid, effectiviteit en evenredigheid van dergelijke verplichtingen. In dit onderzoek van Marin Coerts is klassiek juridisch onderzoek gecombineerd met empirische analyse – waaronder interviews en een veilingexperiment – om te onderzoeken hoe uitvoeringsverplichtingen worden vastgelegd, opgelegd en ten uitvoer gelegd. Daarbij gaat het zowel om de totstandkoming via voorbereidings- en inspraakprocedures, de verlening en verdeling van vergunningen en concessies, als om de uitvoering en de vraag wat er gebeurt wanneer omstandigheden veranderen en de verplichtingen niet langer kunnen worden nageleefd. Wie draagt in dat geval de verantwoordelijkheid en risico’s? In hoeverre zijn wijzigingen (ten gunste van de houder) mogelijk, of moet strikte handhaving volgen? Ter vergelijking is tevens gekeken naar privaat- en aanbestedingsrechtelijke kaders, waaruit mogelijke lessen kunnen worden getrokken voor de regulering van uitvoeringsverplichtingen in het bestuursrecht.
Als casus zijn drie gereguleerde sectoren onderzocht: de levering van elektriciteit, mobiele telecommunicatie en het openbaar vervoer per spoor. In al deze sectoren zijn uitvoeringsverplichtingen van belang bij het behartigen van publieke belangen, zoals betrouwbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid. Tegelijkertijd brengen zij ook juridische en economische risico’s mee, waaronder rechtsonzekerheid, ongelijke behandeling en potentiële marktverstoring.
Het onderzoek biedt inzicht in de verschillende juridische grondslagen, beleidsafwegingen van de overheid en praktische gevolgen van uitvoeringsverplichtingen. Uitvoeringsverplichtingen zijn ingrijpend voor vergunning- en concessiehouders en hebben gevolgen voor de markt- en concurrentieomstandigheden. Om die reden is het wenselijk dat een expliciete wettelijke grondslag bestaat voor dergelijke verplichtingen. Daarnaast moet het bestuursorgaan bij het vaststellen van uitvoeringsverplichtingen in lagere regelgeving of individuele voorschriften zorgvuldig onderzoek doen naar de marktsituatie, de mogelijkheden van vastlegging en de gevolgen daarvan. Daarbij dienen (minder ingrijpende) alternatieven te worden afgewogen, de belangen en kennis van (potentiële) vergunning- en concessiehouders te worden meegenomen, en flexibiliteit te worden ingebouwd voor wijzigingen tijdens de uitvoering. Dit onderzoek draagt zo bij aan de theorievorming over marktregulering via vergunningen en concessies, en aan het bredere debat over de rol van de overheid en private partijen bij de behartiging van publieke belangen.
Coerts verdedigt verdedigde haar proefschrift op 8 oktober 2025 aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Promotor: prof. mr. dr. Frank van Ommeren, copromotor: prof. mr. dr. Pim Huisman.
Marin Coerts
Uitvoeringsverplichtingen in het bestuursrecht: Een juridisch-empirisch onderzoek naar vergunning- en concessiestelsels in gereguleerde markten
Boom Juridisch 2025, 564 p., € 85
ISBN 978 94 6212 242 0