
Lees hier de scriptie 'De Hoge Raad en het beschermingsbereik voor particuliere medebezitters van gebrekkige roerende zaken: the damage lies where it falls? Een onderzoek naar de wenselijkheid en voorzienbaarheid van een analoge toepassing van het beperkte personele beschermingsbereik van het Imagine-arrest op artikel 6:173 BW, bezien in het licht van de opportuniteit van alternatieve vergoedingssystemen.' van Valérie Beulen (master Nederlands Recht, specialisatie Privaatrecht, Universiteit Maastricht, begeleider: mevrouw mr. P.A.M. Croes, beoordeling: 9).
De door de Hoge Raad in het Hangmat-arrest en het Imagine-arrest gehanteerde open relativiteitsnorm heeft geleid tot zeer uiteenlopende relativiteitsoordelen met betrekking tot de vraag in hoeverre benadeelde medebezitters van opstallen en dieren gelijkelijk als derden onder het personele beschermingsbereik van artikel 6:174 BW respectievelijk artikel 6:179 BW kunnen worden geschaard. Dit roept de vraag op in hoeverre beide individueel gekleurde relativiteitsoordelen algemeen toepasbaar kunnen worden geacht op toekomstige conflicten inzake onderlinge aansprakelijkheid van medebezitters. In deze masterthesis beziet Valérie Beulen derhalve in hoeverre een analoge toepassing van het beperkte relativiteitsoordeel van het Imagine-arrest op artikel 6:173 BW thans wenselijk en voorzienbaar is in het licht van zowel de huidige reikwijdte en efficiency van het aansprakelijkheidsrecht alsmede de opportuniteit en uitvoerbaarheid van alternatieve vergoedingssystemen.
Via een kritische analyse van zowel de parlementaire geschiedenis, de jurisprudentie alsmede uiteenlopende visies in de vakliteratuur, komt zij tot de vaststelling dat – ondanks de thans nog onduidelijke casuïstiek van een toekomstig Hangmat-III arrest – artikel 6:173 BW vermoedelijk niet zal strekken tot bescherming van medebezitters van gebrekkige roerende zaken. De wenselijkheid van een dergelijk beperkt relativiteitsoordeel kan echter in grote mate worden betwijfeld. Enerzijds wordt door dit relativiteitscriterium bij gebreke aan een aansprakelijke laedens immers extensieve slachtofferbescherming verleend aan bepaalde ernstig benadeelde medebezitters, hetgeen resulteert in het op onnatuurlijke en verstrekkende wijze oprekken van het aansprakelijkheidsrecht teneinde integrale verzekeringsdekking te construeren. Anderzijds leidt dit bij andere schadeoorzaken juist tot een onmogelijke schadeafwenteling voor een groep niet geconcretiseerde medebezitters. Deze inconsistente en ondoorzichtige toepassing van ‘the damage lies where it falls’ kan enkel worden beëindigd middels een buiten het op aansprakelijkheid gebaseerde vergoedingsstelsel gelegen alternatief vergoedingssysteem. Naar aanleiding van rechtsvergelijkend onderzoek pleit de auteur voor de introductie van de first-partyverzekering in de vorm van de Franse GAV-schadeverzekering en het behoud van het aansprakelijkheidsrecht als aanvullend vergoedingssysteem. De GAV-verzekeringsovereenkomst fungeert in Frankrijk thans als aanvulling op de ziektekostenverzekering en de sociale zekerheid.
Het aan deze verzekeringsovereenkomst verbonden GAV-garantielabel garandeert een minimumbeschermingsniveau ten aanzien van de mate van verzekeringsdekking – denk hierbij onder aan een invaliditeitsdrempel van hoogstens 30%, de vergoeding van diverse (immateriële) schadeposten alsmede een vergoedingsplafond van tenminste €1.000.000,- – waar aangesloten verzekeringsmaatschappijen in ieder geval aan dienen te voldoen. De GAV-schadeverzekering verschaft hierdoor, ook in geval van geleden personenschade in de medebezitterssfeer, een zeer brede minimumdekking in geval van uit diverse schadeoorzaken voortvloeiende ernstige en blijvende invaliditeit. Deze verzekeringspolis kenmerkt zich bovendien door gedifferentieerde dekkingsgraden en op verzekeringsnemers toegespitste compensaties. Het Verbond van Verzekeraars dient derhalve een soortgelijk Nederlands garantielabel te introduceren, zodat de Verzekering voor Ongevallen van het Leven (VOL-schadeverzekering) verzekerde benadeelde(n) (medebezitters) middels geïndividualiseerde verzekeringsvoorzieningen op consistente en eenduidige wijze financiële compensatie én feitelijke ondersteuning kan verschaffen. Zowel benadeelde(n) (medebezitters), verzekeringsmaatschappijen alsmede de maatschappij zouden zijn gebaat bij deze laagdrempelige en niet te onderschatten ex ante verleende financiële zekerheid voor ex post geleden ernstige letselschade in de privésfeer.